Achttien jaar geleden, tijdens zijn jeugd in
Maastricht, raakte Marten Landman op een avond betrokken bij een straatgevecht.
Zijn toenmalige vriendin Sybil was er ook bij, net als zijn beste vriend Erol
en diens oudere broer Mehmet. Een van hun belagers, Nazim Bulut, werd tijdens
die schermutseling tegen de grond gewerkt en vervolgens door Marten in bedwang
gehouden. Het incident, ingegeven door een vete tussen de families van Erol en
Nazim, draaide erop uit dat die laatste in coma belandde en blijvende lichamelijke
schade opliep.
Het beeld van Nazim die ineens onbeweeglijk op de grond lag, staat in Martens
ziel gekerfd. Hij heeft het gevoel dat hij door de dramatische afloop van die
vechtpartij nooit in staat is geweest zijn leven echt op de rails te krijgen,
omdat hij het niet als het zijne kon beschouwen. Waardoor het incident
indertijd zo uit de hand was gelopen, dat kon hij evenwel toen, net zo min als
nu, reconstrueren, althans dat is wat hij ons aan het begin van de roman wil
laten geloven. Naarmate het verhaal vordert, voegt hij echter nieuwe elementen
toe aan het weinige dat hij zich initieel meende te herinneren. Was er dan
voorheen sprake van onbewuste verdringing? Of is hij niet helemaal betrouwbaar?
Die destijds geseponeerde
zaak neemt Marten na al die jaren weer helemaal in beslag vanwege de
verdwijning van Nazims tienerdochter. Werd ze ontvoerd, verkracht of vermoord?
Of was het meisje gewoon weggelopen? Marten hoopt iets te kunnen bijdragen aan
de zoektocht van Nazim en keert daarom terug naar Maastricht. Zijn speurwerk
brengt spanning in de roman, maar rakelt toch vooral het verleden op, temeer
omdat hij zich laat vergezellen door Sybil.
Na hun studies trouwde zij met
Erol, maar de laatste tijd botert het niet tussen hen beiden, waardoor ze er
best eens tussenuit wilde. Niet alleen vanwege dit huwelijk hadden de wegen van
Marten en Erol zich gescheiden. Ooit was Erol, zoon van een Turks
arbeidersgezin, kind aan huis bij de familie Landman. Geïnspireerd door de
bevlogenheid van Martens vader, een officier van justitie, ging Erol rechten
studeren en groeide daarna uit tot een steradvocaat. Volgens Marten kan je de
rechtszaal evenwel beter mijden omdat alle waarheid er verdampt in spelletjes.
De carrièrekeuze van Erol knaagde bijgevolg aan Marten. Op zijn beurt had hij
dan weer zijn vader teleurgesteld door journalist te worden.
Edzard Mik (1960) studeerde zelf
rechten en werkte in Maastricht als advocaat. In Utrecht doceerde hij aan de
School voor Journalistiek. Hij is zowel romancier als essayist en schreef
tevens korte verhalen. Sinds 2015 is hij hoofdredacteur van het literaire
tijdschrift De Gids.
In Mea culpa, zijn tiende roman, roept hij intense taferelen op door
met doeltreffende precisie in te zoomen op pakweg een interieur, de
uitgestrekte heiigheid van het heuvellandschap uit Martens jeugd, of de met
schuld en boete doordrenkte gangen en zalen van het politiegebouw waar hij na
de vechtpartij werd verhoord. Diezelfde gebalde intensiteit komt ook geregeld
terug in de weergave van Martens gemoedstoestand. Zo is er de hand van Sybil
die op de begrafenis van zijn vader plots in de zijne lag. Hij had geen idee
waar zijn gewezen vriendin zo snel vandaan was gekomen, maar het voelde aan
‘alsof we bij dat graf naar een parallel leven waren geschoten dat ons beter
paste dan het leven waar we toevallig in beland waren’.
Daarenboven slingert Mea culpa zich rond een aantal vragen
die een verontrustende sluier over de roman werpen. Waar ligt de grens tussen
schuld, onschuld en medeplichtigheid? In welke mate zijn opgediepte
herinneringen creaties die we naar onze hand zetten? Is de waarheid aan het
licht willen brengen een moreel superieur initiatief of een romantisch
misverstand dat vooral ellende brengt?
Edzard Mik: Mea culpa, Querido,
Amsterdam 2019, 199 p. ISBN 9789021407043. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan