In zijn gedicht ‘Impasse’ voert Martinus
Nijhoff een schrijver op met een writer’s block. Omdat hij weer eens niet weet
wat te schrijven, gaat hij naar de keuken bij zijn vrouw die koffie aan het
zetten is, en verstout zich de vraag te stellen: ‘waarover wil je dat ik
schrijf?’ Het banale antwoord luidt: ‘Ik weet het niet.’ Daarmee is het
probleem niet opgelost en tegelijk ook wel. De paradox is natuurlijk dat dit
tafereel dat gaat over het niet kunnen schrijven een sonnet oplevert dat een
van de bekendste uit de Nederlandse literatuur is geworden. Dat heet je
schrijfkramp productief maken.
Onbedwingbaar moest ik aan dit gedicht denken toen ik Deserteren van Annelies Verbeke aan het
lezen was. Dat boekje gaat over het boekje dat ze zou schrijven op vraag van de
stichting Te Gek, die ervoor ijvert psychologische problemen bespreekbaar te
maken en daartoe regelmatig auteurs een schrijfopdracht geeft. Verbeke, die
heeft toegezegd, wil schrijven over hoog sensitiviteit, maar komt niet tot
schrijven. Die impasse wordt verbeeld via de metafoor van de auteur die
zichzelf begraven heeft. Ze wordt opgedolven uit haar graf door twee van haar
‘schaduwzijden’: Moeke Verbeke en de Maarschalk. Zij verbeelden respectievelijk
het medeleven met de situatie, en de roep om zich te vermannen en aan het werk
te gaan. Zij zullen haar uit haar lethargie – een verlangen om als schrijver op
te houden te bestaan – halen en nodigen daartoe een aantal personages uit: de
psychologe Elaine Aron, die het bekende boek Hoog sensitieve personen schreef, Werther (hier gebombardeerd tot
een HSP) uit Het lijden van de jonge
Werther en Lotte, het meisje op wie hij verliefd was, en Johann Wolfgang
von Goethe en Thomas Mann, die over deze personages geschreven hebben.
Samen met de auteur
belanden zij in een psychologische groepssessie onder leiding van Elaine.
Daarin komen alle twijfels, vragen en angsten van de auteur langs. Onder meer
worden behandeld de vraag of je als vrouwelijk schrijver wel gelijk behandeld
wordt, de kwestie van slechte recensies en wat dat met je doet, de onzekerheid
over het eigen kunstenaarschap, een genadeloze zelfanalyse als
aandachtstrekker, het vraagstuk of ze daarmee zelf een hoog sensitief persoon
is, en uiteindelijk het verlangen om te ‘deserteren’. Vooral dat laatste, dat
geassocieerd wordt met de handdoek gooien, opgeven, van je problemen weglopen,
maar ook met zelfmoord, is voor Moeke Verbeke en de Maarschalk onverdraaglijk.
Dankzij de fictionele ontmoeting en gesprekstherapie is dat alvast afgewend:
het boekje dat er het verslag van is, ligt er en doorbreekt de impasse; de
auteur heeft zichzelf weten te bevestigen als auteur.
Dat is inderdaad het geval: er
ligt een boekje, het gaat over een worsteling met zichzelf en het
schrijverschap, en het is ongetwijfeld een belangrijk moment in het denken van
Annelies Verbeke over haar auteurschap. Het haalt haar uit de patstelling die
al in het verhaal ‘De beer’ uit Halleluja
was ontstaan, waarin een soortgelijke twijfel aan het schrijverschap verbeeld
werd, maar dan op de knotsgekke, surrealistische wijze die we van Verbeke
gewoon zijn. Deserteren, dat het
midden houdt tussen een poëticaal essay en een zelfinterview (de psychologe is
slechts aangeefster, een verwijzing naar Eckermanns Gesprekken met Goethe), is veel minder verbeeldingsrijk en spits,
veel meer rechttoe rechtaan. In beste geval is het een metatekst die iets
verheldert over Verbekes literatuur- en mensopvatting, maar waarschijnlijker is
Deserteren een handige manier om
korte metten te maken met een schrijfblokkade in verband met het opgelegde
thema. Want sinds Nijhoff weten we: als je niet weet wat te gaan schrijven, kan
je nog steeds schrijven over het feit dat je niet wat je wil gaan schrijven.
Annelies
Verbeke: Deserteren. Novelle. Angèle, Antwerpen 2019, 120p. ISBN 9789022335789.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan