Muur van verlangen
Ruim tien jaar na de val van het
IJzeren Gordijn houdt een dichter een toespraak ter inhuldiging van een straat
in Berlijn, vernoemd naar de romantische schilder Caspar David Friedrich
(1774-1840). Bij de toehoorders wil hij gedachten en gevoelens opwekken die een
nieuwe omwenteling op gang kunnen brengen. Hij waarschuwt dat zijn toespraak
lang zou kunnen uitvallen, verzoekt zijn gehoor tot het einde te blijven
luisteren.
Cécile Wajsbrot (1954), Franse romanschrijfster, vertaalster en essayiste, werd
in Parijs geboren als dochter van Poolse joden. Haar grootvader was in
Auschwitz omgekomen, de rest van de familie naar Frankrijk gevlucht. Haar
ouders zwegen over het verleden. Pas toen Wajsbrot naar Berlijn verhuisde,
begon de geschiedenis haar toe te spreken vanuit de straten, de gedenktekens,
de ruïnes. Zo ontstond de roman Caspar-Friedrich-Strasse
(2002), onlangs verschenen in een vertaling van Eva Wissenburg
Negen hoofdstukken,
negen schilderijen van Caspar David Friedrich: negen luiken in het leven van de
Dichter. De Dichter hangt zijn verhaal op aan Friedrichs kunstwerken, die hij
enkele dagen geleden intens bekeek in Slot Charlottenburg. Mistige schilderijen
waarop ruïnes afgebeeld staan, graven, spitsbogen, zuilen en knoestige bomen
met kale takken; hier en daar een kleine, omnevelde figuur, doorgaans met de
rug naar de toeschouwer gekeerd.
De naamloze Dichter, in 1945 in Oost-Berlijn geboren,
groeide op tussen ruïnes en idealen. Hij spreekt over de verwoestingen van de
oorlog, oost en west, de val van de muur, verval en wederopbouw, een treurige
toekomst van materialisme en consumentisme. De stad staat vol gedenktekens,
maar deze nieuwe straat is nog zonder geschiedenis, leeg. Dat biedt
mogelijkheden.
De Dichter wil spreken namens alles wat niet is gezegd. Hij plaatst de doden
naast de levenden. De muur was een kunstmatige snijwond die gemeenschappen,
gezinnen, mensen in twee spleet. 'Wij waren Dr. Jekyll, zij Mr. Hyde. Zij waren
het kwaad, wij het goede.' Hij verwijst naar zijn eigen bestaan in de schaduw
van een teloorgegaan verleden, zijn persoonlijke drama. Al zijn hele leven is
hij op zoek naar metaforen om zijn angst te verhullen en zijn gedachten te
verdoezelen, zijn verlangens te sublimeren. Het werk van Caspar David Friedrich
verschaft hem die metaforen, behoedt hem voor zwakte en gemakzucht.
De Dichter is een
romanticus. Romantiek staat voor de band met de natuur, het universum,
transcendentie: het oog dat naar ons kijkt. De natuur weet wat lijden is, 'als
een piëta zonder Christus'. De Dichter wil de blik van de natuur beantwoorden
en ook de vragen die Friedrichs schilderijen ons stellen. In welke tijd
bevinden we ons? Waar zijn we? Waarom blijven we afdalen in de hel, wetend dat
Eurydice nooit zal terugkeren? Zijn verhaal wordt persoonlijker.
Met de muur verdween
alle houvast uit het leven van de Dichter; zijn waarden gingen aan het
wankelen. Hij zoekt rust op kerkhoven, doolt langs anonieme doden. Het
verglijden van de tijd heeft voor hem iets sereens: 'alles houdt een keer op en
dat is goed'. Het standvastige, koele, volmaakte licht van de volle maan is een
baken. De maan komt nog steeds op zoals in Caspar David Friedrichs tijd.
Roerloos luistert de Dichter op de verlaten Alexanderplatz naar de stilte bij
het intreden van de nacht. Friedrich schilderde de boom van de stilte: de eik,
dor en kaal. Aan zijn takken groeit niets meer. 'Zie eens hoe vreemd hij is in
dit landschap, hoe hij elk woord en leven onmogelijk maakt, we zouden hem
willen negeren, maar kunnen niet anders dan hem zien, naar hem kijken.'
Op een kerkhof
ontmoet de Dichter de vrouw van zijn leven, zijn Eurydice. 'Haar blik, een
mengeling van verdriet en zachtheid, raakt hem, zoals hij nog nooit in zijn
leven door iemand geraakt was.' Onder die blik schrijft hij 's nachts
gedichten. 'De vrouw voor wie ze bedoeld waren wist niet dat ze bestonden.' De
Dichter kiest voor zijn gezin, voor het gemak, doet alsof de gedichten over
zijn vrouw gaan. Hij schrijft zijn muze brieven, maar vermijdt de wijk waar ze
woont. De muur is nochtans al lang gevallen. Zo dichtbij is ze en toch
onbereikbaar.
In tegenstelling tot andere steden wint in Berlijn de horizon het van de stad.
Dat biedt perspectief en wijst een weg voorbij de geschiedenis. De hemel boven Berlijn
is zo weids dat je de oneindigheid voelt. De roerloos starende figuren op de
schilderijen van Friedrich hebben iets oneindigs.
Na vijftien jaar zal de Dichter
zijn muze opnieuw ontmoeten, bij hetzelfde graf. Onderweg naar de plaats van
afspraak draalt hij, neemt omwegen. Hij wandelt de stad uit, het woud in,
beklimt bergen. 'Met de nodige volharding kunnen we de toppen bereiken, waar we
om ons heen kunnen kijken en de ruimte hebben om te ademen en onze vleugels uit
te slaan.' Pas tegen de avond komt hij aan op het kerkhof. Zij is niet veranderd.
Ze zwijgen, kijken elkaar amper aan. Hij herkent niets. 'Jij leeft niet,' zei
ze. 'Je droomt.'
'Het is niet moeilijk om uit een leven te verdwijnen, het enige wat je
hoeft te doen is geen antwoord meer geven.' Stilaan wordt duidelijk dat dit
verhaal niet gaat over liefde, wel over de illusie van liefde. Angstvallig
bewaakt de dichter zijn verlangens, bouwt er een muur omheen. Hij heeft heimwee
naar de geografische onmogelijkheid om naar de andere kant te gaan. Sinds de
val van de muur heeft zijn verlangen geen bestaansreden meer.
Der Mönch am Meer
(1808-1810)
'Een kleine gestalte in het zwart staat op een verlaten kust met zijn gezicht
naar de zee.' Hij is de enige verticale lijn in een horizontaal landschap van
land, zee, lucht. De monnik staat een beetje gebogen, hij moet pijn hebben
gekend. Waar de lucht de zee raakt, hangt een groene nevel. 'Alsof er een
vreemde storm opsteekt uit een kalme zee.'
Friedrichs werk is een haven
voor de Dichter. Hij komt thuis, vindt afstand tussen lijden en de beschrijving
van lijden, herkent verdriet dat gestolen is om er kunst, poëzie van te maken.
Romantiek biedt een comfortabele muur. Wanneer we die muur slopen, zijn we niet
noodzakelijk vrij. We kijken ons verleden in de ogen; zelfs de herinnering aan
wat je niet hebt gekend kan pijn doen. 'We zijn zelf de ergste bewakers van
onze innerlijke gevangenissen.' We hoeven onze herinneringen maar in een ander
perspectief te plaatsen – de ogen op te
slaan in plaats van neer – en we kunnen
nieuwe mogelijkheden zien.
Caspar David Friedrichstraße is 'een eenvoudige, rechte
straat, een straat zonder geschiedenis, de straat die we nodig hebben om verder
te kunnen met ons leven'. Een straat met uitzicht op een nieuw hoofdstuk.
Cécile
Wajsbrot: Caspar David Friedrichstraße, Vleugels, Bleiswijk 2019, 120 p.
Vertaling van Caspar-Friedrich-Strasse door Eva Wissenburg. ISBN 9789078627777.
deze pagina printen of opslaan