Julia Blackburn (1948) is
de dochter van de aan alcohol verslaafde dichter Thomas Blackburn (1916-1977)
en de kunstenaar Rosalie de Meric. Na de scheiding van haar ouders woonde ze
als jonge tiener bij haar moeder, die haar voortdurend als een rivaal zag voor
een reeks inwonende huurders die moederlief als bedpartner rekruteerde.
Om aan haar moeder te ontsnappen, begon Julia uiteindelijk als achttienjarige
een relatie met een ex-partner van haar (Geoffrey), wat de relatie met haar
moeder levenslang verzuurde. De relatie met haar ouders is het onderwerp van de
familiekroniek The Three of Us (2008, vert. Wij drieën).
Na de breuk met de veel oudere Geoffrey pleegde hij zelfmoord, wat Julia als
jongvolwassene met schuldgevoelens overlaadde.
Uiteindelijk trouwde ze met een Nederlandse ambachtsman en bracht twee kinderen
groot: een jongen en een meisje in een huis vol honden, katten en kippen. Maar
de grote liefde uit haar leven was de Nederlandse kunstenaar Herman
Makkink (1937-2013), nog een huurder maar geen minnaar van haar moeder. Ze had
een relatie met de bijna tien jaar oudere Makkink in haar late tienerjaren.
Ruim dertig jaar later werd de draad weer opgepikt en ze trouwden in 1999.
Biografische geschriften maken de kern uit van Blackburns oeuvre, waarbij
gaandeweg steeds sterker de grenzen tussen non-fictie en fictie geëxploreerd
worden. Zo heeft ze een aantal genre-overschrijdende biografieën op haar naam
staan over Charles Watertons reizen door het Braziliaanse regenwoud, de
ballingschap van Napoleon, Daisy Bates’ verblijf bij de aboriginals,
jazzlegende Billie Holiday, de schilder Goya en visser-kunstenaar John Craske.
In Old Man Goya (2002, vert. De oude Goya)
bijvoorbeeld, volgt Blackburn de Spaanse schilder Francisco de Goya vanaf 1792,
het jaar dat hij doof werd. Dat gegeven vermengt ze met herinneringen over haar
moeder (een schilder) en haarzelf. Deze combinatie van biografie, memoires en
fictie illustreert Blackburns unieke aanpak binnen de literaire biografie. Haar
belangrijkste drijfveer is het onderwerp tot leven te brengen door zich in het
historische personage te verplaatsen.
‘When I started writing I tried to make fiction, but its wide and un-signposted
landscape made me nervous and I quickly lost my way. So I stepped into research
and the more solid structures it seems to offer. I am not and never have been
an historian or a specialist in any particular field, but I am fascinated by
the way that one can get closer to an understanding of a long-dead stranger or
a distant time by entering what Henry James called the visitable past: the
places that still hold echoes of what once was.’ (juliablackburn.com)
Haar vroege (biografische) romans The Book of Colour (1995, vert.
Het boek van kleur) en The Leper's Companions (1999, vert.
De melaatse en zijn gezellen) - allebei genomineerd voor de Orange Prize
- maken deel uit van dit proces. Blackburn neemt een historische kern als
uitgangspunt om fictioneel uit spinnen. Maar in haar latere oeuvre neemt ze
steeds verder afstand van de romanvorm.
Vertrekkende van Billie Holiday’s motto ‘Everything I do sing, it's part of my
life!’, is alles wat Blackburn schrijft verbonden met haar leven: ‘Everything I
have written has been part of my life in one way or another and I sometimes
wonder how much faster or slower, happier or sadder, each book would have been,
if I had written it at a different time, according to a different mood or
circumstance.’ (juliablackburn.com)
Op de cover van Julia Blackburns nieuwste boek, Time Song (2019, vert.
Lied van de tijd),
vinden we het silhouet van 'Het Paar van Weerdinge' (foto hiernaast en detail
silhouet helemaal beneden): twee veenlijken die in 1904 in het Nederlandse
Weerdingerveen ontdekt werden. In haar boek bezoekt Blackburn ook het
veenlijk 'De Man van Tollund' (Denemarken) wiens intacte gezicht haar aan
haar overleden man doet denken, die ze niet wil/kan loslaten.
Samen woonden ze afwisselend in Italië (Thin
Paths: Journeys In and Around an Italian Mountain Village (2011, vert.
Smalle paden))
en in Suffolk (UK), dichtbij de zee. Een plaatselijk symposium over Doggerland
en kunst, inspireert Blackburn om een boek over het verdronken gebied te
schrijven dat tot ca. 6500 jaar geleden Oost-Engeland met Nederland en
Denemarken verbond. Op basis van feiten reconstrueert ze het landschap dat haar
thuis met het geboorteland van haar man verbindt en graaft ze in het verleden.
Na de laatste ijstijd (Weichselien) ontstond dankzij een verlaagde zeespiegel
(ca. -120 meter) een plant- en wildrijke toendra met heuvels, valleien,
graslanden, meren, moerassen en rivieren waar tussen 11.000 en 6500 jaar
geleden de grootste menselijke concentratie in Europa te vinden was. De
stijgende waterspiegel en een tsunami begroeven deze verloren wereld onder de
golven.
Het duurde tot het begin van de twintigste eeuw voor het vermoeden van het verdronken
land ontstond. Dat proces werd in de hand gewerkt door intensievere bevissing
in de Noordzee met sleepnetten vanaf de jaren dertig. De zeebodem werd door de
netten omgewoeld met als bijvangst botten van voorhistorische dieren, benen
harpoenen en vuurstenen werktuigen.
De naam Doggerland ontstond pas in de jaren negentig, vernoemd naar de
Doggers(zand)bank (op zijn beurt vernoemd naar de Hollandse vissersschepen van
de 17de eeuw) als laatste getuige van het verdronken land. Intussen hebben
wetenschappers met nieuwe technieken de geografie van het gebied, en de fauna
en flora in kaart gebracht. Tegenwoordig staat de regio te boek als het
grootste mammoetenkerkhof van de wereld. Natuurlijk zitten er ook fossielen in
de bodem die teruggaan naar het voorafgaande Pleistoceen.
In Doggerland bezingt Blackburn de geschiedenis van het gebied doorheen alle
tijdlagen. Structureel gebruikt ze daarvoor achttien liederen die teruggaan op
lectuur en ervaringen. Geen grote poëzie, maar een instrument verbonden aan een
orale traditie om de lezer telkens opnieuw in het verhaal te trekken. Dat
verhaal op zich valt dan weer uiteen in vijfenveertig anekdotische hoofdstukken
die aspecten van Doggerland en het verloop van de tijd reconstrueren en
vertellen.
De poëtische kracht van het boek zit voornamelijk vervat in het proza, waarin
Julia Blackburn de materie voortdurend betrekt op zichzelf, haar emoties, de
zoektocht naar haar dode geliefde en de mensen in haar leven. Bij de
reconstructie van het landschap, het verleden en haar gevoelens maakt Blackburn
voortdurend gebruik van de verbeelding om de lege ruimtes in te vullen. Zo
wordt verbeelding de sleutel tot het verleden, tot wat voor altijd verloren is.
Julia Blackburn: Lied van de tijd, De Bezige Bij Amsterdam, 2019, 350 p. : ill.
ISBN 9789403149707. Vertaling van Time Song door Paul van der Lecq. Distributie
Standaard Uitgeverij
Julia Blackburn: Time Song, Jonathan Cape London, 2019, 292 p. : ill. ISBN
9781911214205. Distributie Penguin RandomHouse Benelux
Julia Blackburn: Wij drieën, De Bezige Bij Amsterdam, 2019, 365 p. : ill.
ISBN 9789403149103. Vertaling van The Three of Us door Paul van der Lecq.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan