'Het was een van de mooiste zomers van de
eeuw. Een van de warmste ook. [...] Maar het was een koude winter geweest, zo
koud dat de wortels meer dan een voet diep in de aarde waren bevroren. Honger
had zich over heel Frankrijk uitgebreid, eerst in stilte, daarop was wanhoop
gevolgd, daarop woede.'
Over heel Frankrijk spreidt het oproer zich uit, een
vulkaan waarop de adel vrolijk verder danst. Hoewel de staat vrijwel bankroet
is, blijven dag in dag uit wagens met de fijnste waren, de mooiste kledij, de
heerlijkste dranken, richting Versailles rollen. Necker bedenkt nieuwe
belastingen om dat al even dure als onnutte leventje in stand te houden.
Industriëlen dragen hun steentje bij door in de magere lonen van hun werknemers
te snijden, met bloedige confrontaties tot gevolg. De sociale temperatuur,
vooral in Parijs, is begin juli tot het kookpunt gestegen. De jonge advokaat
Camille Desmoulins schreeuwt vanop een caféterras: 'Er is een Bartholomeusnacht
voor de patriotten in voorbereiding', een kreet die door de hele stad zal
zinderen.
De
nacht van de dertiende juli, na de zoveelste brutale charge van het koninklijk
regiment op betogers die naar de Tuilerieën trekken, is het zo heet dat niemand
kan slapen. De langste nacht vooraleer de ochtend van 14 juli 1789 aanbreekt.
De erg jonge bevolking van de faubourgs heeft zich de laatste dagen bewapend
met alles waar ze de hand op kon leggen. Gordijnroeden, braadspitten, antieke
wapenuitrustingen; je ziet zelfs blikken sabels en kartonnen wapenschilden
opgehaald uit de theaterreserves. Overal worden barricaden opgeworpen. Alle
klokken luiden. Huizen worden vernield, geplunderd en in brand gestoken. Voor
nog meer wapens trekt de menigte naar Les Invalides waar ze door de veteranen
worden geholpen. Maar het kruit voor de dertigduizend geweren ligt in de
Bastille. Dus op naar de Bastille!
Wat volgt, is een even gedetailleerd als emotioneel
gedreven verslag van de dag waarop de Franse Revolutie tot uitbarsting komt.
Een verhaal dat de dramatische gebeurtenissen aan de Bastille vertelt zoals ze
door de opstandelingen zelf werden ervaren. Door de voormalige huisknecht en
kolonist Fournier l'Américain en de 'sansculotte neger' Guillaume Delorme bijvoorbeeld,
die beiden San Domingo hebben verlaten om met gevaar voor eigen leven, een op
het voorplein door kogels getroffen jongetje uit de vuurlijn te halen en voor
verzorging weg te brengen. Het zijn er twee van de ruim tweehonderdduizend
Fransen - de helft van de totale Parijse bevolking - die voor de Bastille staan
en die rennen voor hun leven als er vanuit de torens met scherp wordt
geschoten.
Een
menigte! 'Maar wat is een menigte? Niemand kan het zeggen. Op grond van een
onvolledige, later opgestelde lijst kunnen we dat al beweren. [...] Natuurlijk
stelt een naam niet veel voor. Een beroep, een datum, een plaats, een
bescheiden burgerlijke staat. Het zijn syllabes van de waarheid.' We kennen wel
de namen van de twee delegaties die vanuit het Stadhuis naar de Bastille werden
gestuurd om te bemiddelen en die telkens onverrichterzake de benen moesten
nemen voor woedende oproerkraaiers. Maar de menigte heeft geen naam, op een
enkeling na.
Het
is dan half twaalf, het moment waarop de kleine wijnkoopman Cholat enkele
vrijwilligers optrommelt om verouderde kanonnen door het hoerenkwartier te
slepen, toegejuicht en geholpen door enthousiaste lichtekooien. Sommige van
zijn medestanders hebben carrière gemaakt in de revolutie, zoals goudsmid Jean
Rossignol, die later naar de Comoren wordt verbannen. Hun optreden laat soms
sporen na zoals voor kruidenier Jean-Armand Pannetier, die een manier ontdekt
om de binnenplaats van de Bastille binnen te dringen en de robuuste wagenmaker
Louis Tournay het zetje geeft dat hem over de muur tilt zodat de laatste
ophaalbruggen kunnen worden bereikt en neergelaten.
Wanneer de menigte de
binnenplaats op stroomt, breekt een spervuur los dat tientallen revolutionairen
het leven zal kosten. Het is twee uur in de namiddag. Onder de lijken is er dat
van de goudslager Sagault over wiens leven we wel iets weten, zoals nu ook over
zijn trieste einde, waarbij het lichaam door omstaanders wordt beroofd van
alles wat enige waarde heeft.
Even over vijven stroomt de menigte de Bastille in en
begint het kasteel terstond te slopen. Het is de start van publieke
feestelijkheden en die nacht zal er weer niet veel worden geslapen. Om negen
uur 's avonds ontvangt de commandant van de burgermilities, markies de la
Salle, met een brede glimlach een delegatie van de overwinnaars van de
Bastille. Op zijn vraag hoe ze heten, kiezen de opstandelingen, wantrouwig en
schuw, het hazenpad.
'Ach, we kunnen nooit weten, we zullen nooit weten welke heldere vlam,
welke vreugde door de harten joeg, ooit zullen we misschien gloeien met
hetzelfde vuur, maar niet diezelfde dag, datzelfde uur, we kunnen de memoires
natuurlijk nauwkeurig bestuderen, alle getuigenissen doorlopen, de verhalen
lezen, de kranten, de processen-verbaal napluizen, we zullen niets vinden. De
echte steen van Rozetta, waardoor wij altijd, overal in de tijd, thuis zouden
kunnen zijn, hebben we nooit gevonden. De waarheid reist door onze woorden heen
als het teken van onze geheimen.'
Tolstoj zou van zulke geschiedschrijving hebben gesmuld.
Éric Vuillard:
14 juli, Meulenhoff, Amsterdam, 2019, 192 p. Vertaling van 14 juillet door
Liesbert van Nes. ISBN 9789029092722. Distributie Lannoo
deze pagina printen of opslaan