Kinderlokkers:
Het Jeugdboek in de Nazipropaganda
Wie de
jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat is een wijsheid die totalitaire regimes
nooit is ontgaan: waar de bevolking ideologisch moet worden gestroomlijnd,
wordt steevast ingezet op de opvoeding van de jeugd. Opvoeden is altijd vormen,
het bijbrengen van denk- en handelswijzen die sociaal wenselijk worden geacht.
Dat is een proces dat zich thuis afspeelt, op school, en in het
verenigingsleven. Ook literatuur en beeldcultuur spelen een grote rol in dat
proces. Het is dan ook evident dat jeugdliteratuur op cruciale wijze bijdraagt
aan het socialiseringsproces van jonge mensen. Een boek voor kinderen is zelden
zomaar onschuldig vertier.
In zijn nieuwste boek, Hitlers jongste hoop, buigt
Gerard Groeneveld zich over de vraag hoe jeugdliteratuur en boeken voor
kinderen en jongeren door het naziregime werden ingezet om jonge geesten tot goede
nationaalsocialisten te vormen. Groeneveld publiceerde eerder onder meer over
het bruine boek in Nederland (Vantilt 2009) en over de oorlogsverslaggeving (Vantilt
2004) en bouwt met dit boek verder op dat elan. Zijn bevindingen zijn
buitengewoon belangwekkend: onder het naziregime werd in een waar
verzadigingsbombardement van ideologische publicaties voorzien, van
alfabetboekjes voor de allerjongste lezertjes over platenboeken,
jeugdliteratuur en strips tot biografieën van de Führer, tijdschriften en zelfs
plakboeken waarin bij elkaar gespaarde sigarettenplaatjes konden worden
geplakt. Er bestaat geen genre voor de jeugd of er werd op meer of minder grote
schaal een nazivariant van geproduceerd, wat het centraal gezag toeliet om elk
aspect van de levenssfeer binnen te dringen.
De bruine jeugdliteratuur wordt
door Groeneveld heel systematisch onderzocht. De auteur begint bij
alfabetboekjes voor de allerkleinsten (vaak het eerste boekje dat een kind
kreeg en dus meteen een manier voor de nazi-ideologie om de huiselijke sfeer
binnen te dringen) en groeit daarna mee op met de jeugd, waarbij elke soort
publicatie nauwgezet in kaart wordt gebracht, waar nodig met subcategorieën.
Zijn betoog is zeer descriptief, met vaak korte samenvattingen van de plot en
beschrijvingen van illustraties en coverafbeeldingen. Groeneveld heeft met name
veel aandacht voor de covers en illustraties van de boeken, die uitgebreid
worden besproken. De reden daarvoor ligt voor de hand: beelden spreken directer
dan woorden en heel veel van de beeldvorming die in deze literatuur wordt
gepleegd, gebeurde net op een visuele manier. Bovendien heeft de auteur zelf
doorheen de jaren een grote collectie van dergelijke boeken opgebouwd, deels
uit noodzaak omdat ze amper nog in collecties van bibliotheken te vinden zijn,
en heeft hij daar rijkelijk uit geput voor de honderden kleurenillustraties die
zijn boek verluchten. Dat betekent dat zijn betoog zeer aanschouwelijk wordt
gemaakt en dat de lezer een bijzonder helder beeld krijgt van de systematische
manier waarop het beeld als intermediair werd gebruikt tussen ideologie en
kind. Door de productie van jeugdliteratuur in zo hoog mogelijke mate centraal
te controleren werd er bovendien voor gezorgd dat er weinig ruis of dubbelzinnigheid
op de boodschap zat: de esthetica is zeer coherent doorheen de verschillende
genres.
Bij
dit alles valt op dat de stijl van de afbeeldingen vaak in lijn was met de ook
internationaal heersende tendensen in de illustratie van jeugdboeken. Het is
heel bevreemdend om pagina na pagina het soort reproducties van covers van
jeugdboeken te zien die doorgaans (en dus vreemd genoeg ook hier) nostalgisch
sentiment oproepen. Los van de bruine ideologie die deze boeken uitdragen, is
er puur stilistisch vaak niet veel dat deze illustraties van hun meer
onschuldige varianten onderscheidt. Bovendien maakt de bizarre
retro/vintage-factor van deze afbeeldingen ook duidelijk hoe verleidelijk dit
soort beeldtaal is, met zijn keur aan vaak in klare lijn getekende koene en
raszuivere blonde jongetjes en meisjes. Er gaat soms zowaar een perverse
erotiek uit van dit soort afbeeldingen die ook op jonge lezers zijn uitwerking
niet zal hebben gemist (een aspect van de receptie van deze beelden dat in
Groenevelds boek niet echt aan bod komt). Deze illustraties en verhalen moesten
kinderen en jongeren verleiden om ‘erbij te willen horen’ en hen rijp maken
voor de nazi-ideologie. Ideologische verleiding was de inzet, en die bedient
zich van alles wat verleidelijk is. Het is bekend dat jonge jongens vaak heel
hard opkijken naar tienerkerels die een paar jaar ouder zijn en zich stoer of
voorbeeldig gedragen. Dat erotiserend idealiseren van de oudere tienerknaap als
na te volgen ideaal is zeer duidelijk aanwezig in deze iconografie.
Hoewel er ook een
nazistische meisjesliteratuur werd ontwikkeld, zijn het vooral de jongens die
royaal werden bediend door de producenten van het bruine jeugdboek. Dat mag
niet verbazen: zij moesten immers worden klaargestoomd tot soldaten die bereid
zouden zijn te sterven voor Führer en vaderland. Deugden als heldenmoed,
opofferingszin, eer en kameraadschap worden er steeds weer ingehamerd.
Opvallend detail: het aandeel boeken met een expliciet antisemitische inslag is
eerder gering. Het belangrijkste doel was duidelijk de militarisering van de
(in hoofdzaak mannelijke) jeugd met een keur aan spannende verhalen over
piloten, oorlogshelden, en andere potige vaderlanders. Regelmatig haalt
Groeneveld ook getuigenissen aan van mannen en vrouwen die kind waren voor of
tijdens de oorlog en die zich herinneren hoe efficiënt deze beeldvorming op hen
inwerkte. Socialisering gebeurt in het gezin, op school, en in de
jeugdbeweging, en voor elk van deze domeinen was er een wijd spectrum aan
publicaties beschikbaar zodat het oog, overal waar het keek of las, de
ideologisch juiste boodschap kreeg ingestampt.
Groeneveld heeft een schat aan
informatie bij elkaar gebracht. De rijke iconografie van het boek is in dit
opzicht van kardinaal belang: zelden krijgt de lezer zoveel kwalitatief
hoogstaande reproducties te zien van door het nazisme geïnspireerde
illustraties voor de jeugd. Alleen al daarom is het eigenlijk jammer dat dit
boek in het Nederlands werd gepubliceerd: omdat Groeneveld in eerste instantie
het Duitse jeugdboek exhaustief in kaart brengt en vervolgens in een apart
hoofdstuk ook nog uitgebreid de Nederlandse situatie belicht (dat over
Vlaanderen niets wordt gezegd, is een spijtige lacune) betekent dat zijn studie
en zijn illustratiemateriaal een internationaal publiek verdienen. Dit is van
begin tot eind een belangrijke en belangwekkende publicatie die niet alleen
relevant is voor wie de indoctrinatiemechanismes van het nazisme wil begrijpen,
maar ook voor iedereen die geïnteresseerd is in de manieren waarop
jeugdliteratuur vaak veel minder onschuldig is dan ze lijkt.
Gerard Groeneveld: Hitlers jongste hoop: Nazipropaganda
voor de jeugd, Vantilt, Nijmegen 2019, 320p. : ill. ISBN 9789460044199. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan