Op de klippen is de vertaling
van Jane Gardams God on the Rocks,
een vlot lezende roman die verscheen in 1978 en destijds de shortlist haalde
van de Man Booker Prize. Jane Gardam (Yorkshire, 1928) is bij ons vooral bekend
van haar Old Filth-trilogie. Dit
drieluik schreef ze tussen 2004 en 2013 en was gewijd aan Sir Edward Feathers.
Als advocaat en rechter maakte hij naam en faam in Hongkong, toen de bruisende
metropool nog een Britse kolonie was. Naast hemzelf staat zijn echtgenote Betty
centraal, alsook zijn professionele rivaal Terence Veneering, die voor Betty meer
was dan louter een conculega van haar man.
Op de klippen ontstond vele jaren voor haar beroemde trilogie en speelt
zich af tijdens een snikhete zomer in het Engeland van 1936. De wereld van de
achtjarige Margaret Marsh staat op zijn kop door de geboorte van haar broertje.
Tegelijk met de baby, die vrijwel al haar moeders aandacht opeist, komt ook het
dienstmeisje Lydia in hun midden: van de ene op de andere dag stond ze ‘als een
regenboog op het stoepje met een sigaret in haar mondhoek en een aftands valies
aan haar hand’.
Lydia bood zich aan op voorspraak van kerkelijke connecties van Margarets
vader. Kenneth Marsh was hoofd van een bankfiliaal en in zijn vrije tijd
predikant bij de diepreligieuze groepering Eerste Heiligen. Het zielenheil van
zijn naasten en potentiële volgelingen was zijn hoofdbekommernis. De inzichten
van Charles Darwin deed hij af als fictie en elke vorm van genot of vertier
zwoer hij af. Althans in theorie, want Lydia zal hem niet geheel onberoerd
laten.
Margaret
genoot van de woensdagnamiddagen, waarop Lydia met haar de trein nam naar het
kustplaatsje Eastkirk en het dienstmeisje niet alleen figuurlijk maar ook
letterlijk haar keurslijf afgooide. Haar flirterige kant kwam er boven, en
zowel haar korset als haar kousen en hooggehakte schoenen gingen uit. Lydia’s
korset verborgen ze tot aan hun terugreis tussen de wortels van een reusachtige
boom. Die stond op een privédomein, dat naarmate het verhaal vordert, het
landgoed blijkt te zijn van Rosalie Frayling. Daar bracht Margarets moeder in
haar jeugd veel tijd door, vooral met Charles Frayling, de zoon des huizes.
De
gebeurtenissen in de zomer van 1936 kabbelen verder, maar bijna terloops lost Jane
Gardam ook hints rond geschiedenissen die in het verleden van de hoofdpersonen
hebben gespeeld, om daar vervolgens dieper op in te gaan en te onthullen hoe
die, al dan niet onderhuids, nog nawerken in het heden. In het laatste van de
korte hoofdstukken springt de schrijfster twaalf jaar vooruit in de tijd en
brengt in vogelvlucht aan het licht hoe het de Marshes en de Fraylings sinds
die zomer van 1936 is vergaan.
Jane Gardam geeft de verstikkende sfeer weer waarin het
gezin Marsh leeft en laat Lydia er als een wervelwind doorheen waaien, waardoor
de stolp eraf gaat en iedereen weer kan ademhalen. Althans voor even, want als
puntje bij paaltje komt, geeft de lucht die de personages krijgen, hen niet
alleen een zetje waardoor ze dingen anders durven te gaan zien of aan te pakken.
De extra lucht schept net daarom ook onrust en beroering. Uit die mix
resulteert een broeierige spanning, die door Jane Gardam in een strakke regie tot
een climax wordt gebracht.
Jane Gardam: Op de
klippen, Cossee, Amsterdam 2019, 218 p. ISBN 9789059368743. Vertaling
van God on the rocks door Gerda Baardman en Kitty Pouwels. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan