Eerste scène: jarenlang prijkte bij het binnenrijden van mijn straat
deze slogan van een bekende schoenketen: ‘What a shoe can do’. Op mijn vraag waarom
niet de Nederlandstalige versie – even krachtig, met een vergelijkbaar rijm –
werd gebruikt, heb ik helaas nooit antwoord gekregen… Tweede scène: ik volgde
ooit met zo’n zestig anderen een cursus historische kritiek. Aan het begin van
de les vroeg de docente wie het Nederlands niet machtig was. Eén vingertje ging
in de lucht en hups: de hele dag werd plots in het Engels gedoceerd –
elementaire beleefdheid. Het grappige was dat ik met een collega van het
departement Engels onderweg was en dat toen de lesgeefster, die aardig Engels
sprak, haar een vraag stelde er een very
British en erg eloquent antwoord kwam. Je zag dat zoveel taalbeheersing de
professor toch even uit het lood sloeg.
Iedereen kent vast dit soort
taferelen waarbij Nederlandstaligen vrijwillig op het Engels overschakelen. Je
moet maar even Amsterdam bezoeken, daar word je doorgaans standaard in het
Engels geholpen. Het is tegen dat soort sluipende overname van onze moedertaal
door het Engels dat het boek Against
English verzet aantekent. Niet uit nostalgische, nationalistische of
identitaire redenen, maar uit liefde voor het Nederlands, en onderbouwd met
cognitieve en sociale argumenten. Niet gebaseerd op een romantisch negentiende-eeuws
verlangen naar de volkstaal en de natiestaat, maar vanuit oprechte bezorgdheid
over de effecten van het Engels op onze samenleving, en gestaafd met
psycholinguïstisch en ander wetenschappelijk onderzoek.
Het boek opent met een aantal
liefdesverklaringen aan onze taal van mensen die geen moedertaalsprekers zijn,
maar zich het Nederlands eigen hebben gemaakt, zoals de succesvolle schrijver
Özcan Akyol, de Italiaanse vertaalster van Nederlandse literatuur Claudia di
Palermo en de Duitse journaliste Annette Birschel. Uit deze stukken spreekt verbijstering
over het gebrek aan trots van Nederlandstaligen op hun taal. Het is goed om
eens van een ander te horen dat Nederlands niet als geblaf overkomt, maar
oprecht mooi gevonden kan worden. Daarnaast bevat het boek een aantal
voorbeelden van absurde voorvallen. Daniël Rovers somt een heel aantal scènes
op zoals die waarmee ik deze bespreking opende, Piet Gerbrandy memoreert een
Engelstalige lezing van een Italiaanse classicus die nauwelijks te begrijpen viel.
Het zijn vaak hilarische wederwaardigheden, die evenwel het pijnlijke respect
voor onze moedertaal onderstrepen.
Daarna volgen een aantal taalpolitieke stukken waarin
economie, rechtspraak, cultuur(overdracht) en vooral hoger onderwijs aan bod
komen. Interessant is het stuk waarin Niek Pas de lezer herinnert aan de bescherming
van de Franse taal die actief gepraktiseerd wordt. Steeds meer jonge Fransen
spreken een flink mondje Engels, maar ze blijven trots op hun eigen cultuurtaal
en allerlei maatregelen zorgen ervoor dat het Engels het er niet zo makkelijk
overneemt in het dagelijkse leven als in Nederland. Vooral in het noorden van
ons taalgebied zijn de gevolgen van de verengelsing stuitend: bedrijven die
voor hun interne communicatie geheel op het Engels zijn overgeschakeld, ook al
zijn alle collega’s Nederlandstalig, bijvoorbeeld, maar het zijn vooral de
universiteiten die het Nederlands in de uitverkoop zetten.
Bij onze noorderburen is al 28 procent van de bacheloropleidingen
en zo maar even drie vierde van de masteropleidingen volledig Engelstalig met
als enige reden: geld. Op de manier trekken de universiteiten, die voor hun
financiering afhankelijk zijn van studentenaantallen en vooral van de output
(afstuderenden), buitenlandse studenten aan. Dat er ook heel veel negatieve
bijwerkingen zijn, wordt systematisch onder de mat geveegd: omdat zowel
docenten als studenten minder taalvaardig zijn in het Engels dan in hun
moedertaal, daalt de kwaliteit van het onderwijs, verdwijnt de nuance, stijgt
de tijd waarin een tekst gelezen en begrepen wordt en dalen de cijfers.
Bovendien worden de groepen groter door de instroom van buitenlandse studenten
waardoor de werkdruk stijgt en er minder aandacht naar elke individuele student
kan gaan. Dat alles heeft als (mogelijk) gevolg: studie-uitval,
studieduurverlenging, en nivellering (en als bijkomend effect: in het
middelbaar onderwijs een verwaarlozing van de aandacht voor het Nederlands, dat
gereduceerd wordt tot een huis-, tuin- en keukentaaltje).
Nog schrijnender is deze problematiek als je hem vanuit
sociaal oogpunt bekijkt: ooit werd het universitair onderwijs in de volkstaal
georganiseerd in plaats van in het Latijn of het Frans om drempels weg te
werken en zoveel mogelijk mensen toegang te verlenen tot een universitaire
studie. Door het invoeren van het Engels als onderwijstaal wordt opnieuw een
horde gecreëerd die voor mensen uit de gegoede middenklasse die hun kinderen
prima Engelse (bij)les kunnen geven makkelijker te nemen is dan voor wie daar
financieel niet toe in staat is. Het schrikbeeld is dat de verengelsing van het
onderwijs opnieuw maatschappelijke segregatie in de hand werkt.
Een aantal auteurs
gaat in dat kader in op de bewering dat het Engels het nieuwe Latijn zou zijn:
de lingua franca waarmee de hele wereld met elkaar kan communiceren. Ze maken
duidelijk dat er toch wel grote verschillen zijn. Het Latijn was voor iedereen
een tweede taal, zodat niemand een voorsprong had als moedertaalspreker, en
bovendien was de beheersing van die taal grondiger dan die van het Engels
vandaag. Wat mensen tegen elkaar brabbelen is namelijk eerder Globish, een
verarmde taalvariant waarvan de grammatica basaal is en de woordenschat zo’n
1500 woorden telt (terwijl die in de moedertaal al gauw 20.000 woorden bevat).
Het is, zo
stellen al deze auteurs vast, dramatisch gesteld met de plaats van het
Nederlands in Nederland. Omdat deze taalkwestie nauw
verbonden is met de discussies die vandaag de dag gevoerd worden over de
kwaliteit van het onderwijs, de integratie van nieuwkomers en de
gelijkberechtiging van elke burger, is dit een urgent boek dat ingaat op de
vele maatschappelijke facetten die aan het wisselen van taal vastzitten. En
hoewel dit boek sterk de Nederlandse situatie beschrijft, is het ook een
waarschuwing aan het zuiden van het taalgebied: het toont hoe ver het kan komen
als we de positie van het Nederlands niet bewaken en wettelijk vergrendelen.
In haar bijdrage gaat Gita Deneckere in op de Vlaamse
situatie. Omdat door de Vlaamse beweging een lange taalstrijd geleverd is die tegelijk
een culturele en sociale strijd was, ligt het opzij schuiven van het Nederlands
hier gevoeliger en zijn er strikte quota voor opleidingen in een andere taal
dan het Nederlands. Toch merkt Deneckere op dat precies onder een regering
waarin Vlaams-nationalisten dominant zijn de deur op een kier gezet wordt voor
het versoepelen van die beperkingen. Net zoals de andere auteurs in dit boek
argumenteert zij helder en overtuigend waarom het vrijwillig marginaliseren van
je eigen taal geen goed idee is.
Lotte Jensen e.a.
(sam.): Against English. Pleidooi voor het Nederlands, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2019, 224
p. ISBN 9789028450226. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan