Non-fictie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2020

Rebecca Solnit: Wanderlust

door Bart Vonck

Wandelen, een constellatie
 
Het boek van Rebecca Solnit verscheen voor het eerst in het Engels in 2001 met de ondertitel A History of Walking. De Nederlandse ondertitel, Een filosofische geschiedenis van wandelen, zet de lezers op het verkeerde been. Solnit doet niet aan filosofie -- en dat is geen nadeel --,maar levert veeleer een culturele en literaire studie af. In het boek wisselen twee invalshoeken elkaar af: de publieke wandeling als politiek statement, en de cultureel-historische achtergronden van een praktijk die gegroeid is uit het openbreken van de private tuin. Ik had verwacht dat het eerste aandachtspunt systematischer uitgediept zou zijn. Deze verwachting komt voort uit de thema’s waarmee Solnit ook bij ons (rijkelijk laat) bekendheid heeft gekregen: het feminisme en de beschrijving van de hoop die in het activisme aangewakkerd wordt.
 
De ‘wereldwijde wandeling’ die meer dan dertig miljoen mensen in beweging zette die lucht gaven aan hun afkeer van de Amerikaanse inval in Irak, inspireert de auteur tot de volgende gedachte:  
 
‘Het wandelen zelf heeft de wereld niet veranderd, maar het samen lopen is een ritueel, een instrument geweest en een versterking van het middenveld, dat weerstand kan bieden tegen geweld, angst en onderdrukking. Het is zelfs moeilijk je een levensvatbaar maatschappelijk middenveld voor de stellen zonder de vrije associatie en de kennis van het terrein die er bij wandelen komen kijken.’  
 
Elders verwoordt de auteur het eenvoudiger als ze het heeft over ‘de macht van ongewapende mensen die samen door de straten lopen’. In de meest levendig geschreven onderdelen van het boek, grijpt Solnit terug op haar eigen kritische ervaring, toen ze deelnam aan gewone wandelingen en tochten die een politiek doel hadden.  
 
Ze vertelt dat het boek aan het einde van de jaren negentig geschreven werd, in een al ‘gepolariseerde’ wereld, en dat de enthousiaste reacties van lezers haar verrasten. Het was wellicht omdat dit boek (expliciet) niet polariserend is geschreven dat mensen met volgehouden aandacht lazen over pelgrimstochten en ‘tippelende prostituees’, en hoe daaruit de wereldwijde wandelpraktijk ontstond en evolueerde. Want hoewel Solnit stelling neemt ‘tegen industrialisatie, privatisering van het open veld, de onderdrukking en gevangenneming van vrouwen tegen voorsteden, de ontlichaming van het alledaagse en nog zowat van die dingen’, heeft ze daar in het corpus van dit boek minder aandacht voor in vergelijking met wat ze uitvoeriger beschrijft.
 
En hier kom ik bij mijn eigen verwachting uit -- en moet ik die in vraag stellen. De sterkte van dit boek kan – tegen polarisering in – ook liggen in de historiserende ontwikkeling van de wandeltocht. Dat verklaart meteen waarom de politieke dimensie minder plaats krijgt. Door in te zoomen op de geschiedenis van het wandeling, geeft Solnit haar lezers veel ademruimte. Als je gaat inzien dat de Wanderlust altijd al in een breed (en ook niet activistisch) spectrum gezien werd, wordt het (veeleer karige) protestgehalte ingebed in de bredere geschiedenis van het mensdom. En worden alle vormen van wandelen gezien als een uitbraak uit de gevestigde orde, ook al kan wandelen helemaal in die orde ingepast worden.  
 
En dan besluit ik: wandelen heeft hoe dan ook een kritische functie, al was het maar omdat het ingaat tegen immobilisme en aantoont dat verandering tout court een onuitroeibare dimensie is van het menselijk handelen. ‘Ingaan tegen’ (letterlijk of figuurlijk)  is essentieel als een tocht gestructureerd, en die tocht behoort gewoon tot het meest wezenlijke menselijke handelen. Dit zeggend heb ik mijn eigen eerste standpunt gecorrigeerd en – zo hoop ik – aangetoond hoe intelligent Solnit hier uit de hoek komt. Door het activistische in een brede context te plaatsen geeft ze er meteen een culturele en spirituele kracht aan die door niets kan worden afgestompt.
 
Solnit stelt ons in haar lijvige boek vier grote onderdelen voor die evenveel soorten wandelingen behandelen. Na een inleidend hoofdstuk begint ze historisch bij de Franse filosoof Rousseau en bij Kierkegaard die beiden hun gedachten ontwikkelden vanuit het lopen. In meerdere passages benadrukt de auteur het belang van het lichaam dat in contemporaine theorieën tot een abstractie gemaakt wordt:  
 
‘Het lichaam is niets meer dan een pakje tijdens het transport, een schaakstuk dat op een ander vakje landt; het beweegt niet maar wordt bewogen.’  
 
Solnit denkt vanuit het mobiele lichaam dat meer in beweging zet dan alleen maar de voeten. Al lopend ga je anders denken, en handelen. Ze beschrijft de pelgrimstocht, de kruiswegstaties en het labyrint en wijst op het belang van de tocht in de Divina Commedia.
 
In een tweede deel schetst Solnit hoe de wandeling (vooral in de Engelse traditie waarvan ze vele voorbeelden geeft) gaandeweg uit de ommuring van de private tuin breekt om de weidsheid van de natuur te ontdekken. Tegelijk wordt subversief ingegaan tegen de privatisering van gronden. Solnit maakt duidelijk dat het wandelen uiteindelijk een publieke dimensie krijgt, weg van de privatisering. Ze beschrijft aandachtig hoe Jane Austen en William Wordsworth de tocht een plek geven in hun geschriften. Wandelen is niet langer ‘een manier van reizen maar van zijn’. Zonder zijn tocht door Frankrijk en de Alpen zou Wordsworth zijn emblematische gedicht ‘The Prelude’ niet geschreven hebben. Solnit plaatst die culturele expressies in een breed, politiek kader:  
 
‘de oude gevestigde orde was opgeschud door de revoluties en opstanden in Frankrijk, Amerika en Ierland, en de armen raakten ontheemd door de veranderende toestand op het platteland en de ophanden zijnde industriële revolutie.’
 
Eigenlijk is wandelen een constante die als een rode draad door de menselijke geschiedenis loopt. Solnit wijdt een heel hoofdstuk aan ‘de literatuur van het wandelen’ (waarbij ze zich beperkt tot de literatuur in het Engels). Ze beschrijft ook het bergbeklimmen en onderzoekt de spirituele (en tevens oosterse) dimensie van de berg. Wandelen is (en de auteur citeert hier Gary Snyder) ‘herhaaldelijk connectie maken met het ding dat tegelijkertijd geest en zaak is’. Dat heeft, volgens Snyder, grote filosofische gevolgen: ‘De essentiële aard der dingen is geen aristotelische plot en ook geen hegeliaanse dialectiek’. In de wandeling gaat de beweging ‘rond en rond en steeds maar door’.
 
In hoofdstuk 10 is de tijd van de wandelclubs aangebroken, bijvoorbeeld de Sierra Club waarop Solnit uitvoerig ingaat. De eerste ‘pleitbezorgers’ van de natuurbescherming maken hun opwachting, ook in de Alpen en Duitsland. Weerom doorbreekt het wandelen het privébezit en komt de beweging ‘van het volk op’ dat ‘geleidelijk de leiding over de strijd om toegangsrechten overnam.’  
 
In deel drie van het boek zijn we in de grote stad beland en bij het burgerschap dat in San Francisco en in New York (denk maar aan Walt Whitman) tot stand komt. In Parijs duikt dan weer de ‘flaneur’ op die van Baudelaire tot Aragon, Breton en Soupault zijn plek in de literatuur verovert. Aan Walter Benjamins ‘Passagen-Werk’ wordt terecht veel aandacht geschonken.  
 
Blijkbaar is Solnit minder thuis in de actuele beweging van de ‘psychogeografen’. Ze had bij de Brit Iain Sinclair heel wat kunnen opsteken over hoe het neoliberalisme door Londen is geraasd. Toch wordt de hedendaagse geschiedenis niet stiefmoederlijk behandeld. Solnit heeft het over het Tiananmenplein, het Wenceslasplein en ook over de Argentijnse Moeders van de Plaza de Mayo. Daar werd ‘de kleine stille vijver van de eigen identiteit overspoeld door een enorme vloedgolf.’ Zo wordt de in grote groepen optrekkende wandelaar ‘bevrijd van de angst’ en wordt hij ‘gewoon meegenomen op die golf van rebellie.’  
 
In ‘Wandelen na middernacht’ beschrijft Solnit de bevrijdende relaties tussen ‘vrouwen, seks en de openbare ruimte.’ Tot de ‘voorsteden’ en de ‘suburbanisatie’ op allerlei plekken de ‘privatisering van het dagelijks leven compleet’ maken. De filmindustrie die de mens aan het beeld vastkluistert leidt tot een ‘ontlichaming’ die ook in de ‘autoprothese’ tot uiting komt.  
 
Een laatste keer komt Solnit op tegen de lichamelijke verstarring als ze de ontwikkelingen in de beeldende kunst beschrijft. Het laatste hoofdstuk gaat over Las Vegas waar duidelijk wordt dat wandelen ‘een constellatie’ is, ‘waarvan de drie sterren het lichaam, de verbeelding en de wijde wereld zijn’. Ja, wandelen heeft een grote culturele revolutie veroorzaakt, en dat gaat door tot op vandaag.  
 
Solnit heeft een standaardwerk geschreven dat dank zij de aantekeningen en de bibliografie een complete tocht is geworden. Dat spreekt ook uit een vormelijke eigenaardigheid die zich inschrijft in het continuüm van de tocht: onderaan elke pagina loopt een adem gevende lange zin die samengesteld is uit allerlei citaten over het wandelen. Het is een heuse wandeltocht die Solnit in het boek heeft geïntegreerd, een die de lezer kan ondernemen, waardoor hij een stapje dichter komt bij wat hij in de buitenlucht in praktijk kan brengen.
 
Rebecca Solnit: Wanderlust. Een filosofische geschiedenis van het wandelen, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2019, 383 p. ISBN 9789038806808. Vertaling van Wanderlust. A History of Walking. Distributie L&M Books 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri