Een ultieme samenkomst van feit en fictie?
Blijft het interessant boeken te
lezen met een hoofdpersoon die dezelfde naam heeft als de auteur en, hé,
schrijver van beroep is? Ronald of Giph vroeger bij Giphart en Boudewijn bij
Büch, Herman bij Brusselmans en nu ook Herman bij Koch. Met de in interviews én
in het boek zelf benadrukte mededeling dat dit nieuwe boek ongeremd
autobiografisch is (en ook zijn beste), zij het dat hier en daar iets niet
helemaal herinnerd wordt en iets verzonnen werd als dat nodig was.
Precies, daar ga je al! Er wordt zelfs bladzijden lang
uitgeweid over de kwestie of Herman echt, als 15-jarige, iemand in elkaar heeft
geramd die hem dreigde te verkrachten. De interviewster die dit verhaal gaat
brengen, belt hem er nog eens speciaal over op en gelooft hem uiteindelijk dan
maar. Vlak in de buurt van deze passage vertelt Herman over een fraai staaltje
echte fantasie van hem, waarin hij een heuse oom Koch verzon - niemand die er
niet in geloofde. Hij laat ook iemand doodgaan op de dag dat hij naar die man
vraagt, wat de dood van de psycholoog in Kochs debuut Red ons, Maria
Montanelli (Ambo/Anthos 2018) in herinnering brengt - allebei bijna niet te
geloven…
We
zijn dan al vrij ver gevorderd in dit mooi vormgegeven boek. Fraai omslag, de
bomen -- je kunt ze voelen! -- komen terug als een soort Romeinse cijfers bij
de start van ieder nieuw deel (er zijn er drie) van elk ca. 100 pagina’s. Het
eerste deel speelt zich af in Finland. In het heden (Herman op reis voor zijn
boeken), maar vooral in het verleden, als hij daar als 19-jarige een half jaar
werkt op een boerderij. Puur en zwaar lichamelijk werk. Als hij dit vertelt aan
vrienden of interviewers, ziet hij ze ongelovig lachen, vertelt hij keer op
keer.
Maar de lezer hoeft geen enkel
probleem te hebben met dit deel, ook als het allemaal uit de duim gezogen zou
zijn. De voor Koch-begrippen redelijk vriendelijke verteller geeft een prettig
beeld van deze Finse dagen. Aardige mensen op de boerderij, met ook aardige
familieleden, waaronder zelfs een leraar die deugt (met een Socrateslamp te
zoeken in Kochs werk). Twee springen eruit: het meisje Anna (de vonken slaan
bij het eerste oogcontact over en in, met een eeuwige liefde voor drie dagen
tot gevolg). En dan is er Aatto Aalto, leraar en dichter, die Herman uitnodigt
eens apart langs te komen. Ja, en daardoor kan het boek hier niet eindigen,
want Herman zal door deze Aalto vereeuwigd worden in een gedicht in de bundel Finse
dagen. Pas aan het eind van het derde deel snappen we wat er speelde tussen
die twee.
In deel twee keert Koch terug
naar de jaren van zijn middelbare school, zo overdonderend (maar hier en daar
ook wel wat cliché) beschreven in zijn debuut. De ruzie met de rector die hem
ervan probeert te weerhouden examen te doen, de er stevig in hakkende dood van
zijn moeder, de vader die hem probeert toekomstplannen te ontfutselen, diens
nieuwe vrouw (die hij overigens al een tijdje had). De sfeer is nu totaal
anders, maar goed, Herman maakt ons duidelijk dat hij na zijn eindexamen niet
(met vrienden) naar een kibboets of het Italiaanse platteland wenste te gaan,
maar koos voor de leegte van het noorden.
In deel drie wordt opnieuw
uitvoerig gereflecteerd op de relatie feit/fictie. Maar ook homoseksualiteit is
een belangrijk motief, in zeker zes verschillende situaties komt die expliciet
aan de orde. Zijn latere vrouw A. denkt eerst dat hij homo is, daarna
constateert ze dat hij ‘op z’n minst bi’ moet zijn, om ten slotte overtuigd te
raken van zijn heteroseksualiteit. In alle gevallen slaat Herman hard terug,
zou je kunnen zeggen. Een keer letterlijk, de andere keren door accuraat op te
treden.
Een en ander wordt verrassend maar
(zeker als je even terugbladert naar het slot van deel één) redelijk duidelijk afgerond.
Aalto heeft een museumpje gekregen, dat Herman bezoekt met zijn vrouw A. Op de
typemachine een brief van Aalto aan Herman uit het Finse jaar 1973, het jaar
waarin hij voor de trein sprong. Herman laat wat daar te lezen valt maar niet
zien aan zijn vrouw, een knipoogje, want er is nu het boek. En wat zegt, ten
slotte, de verwijzing naar Anna Karenina, een boek dat hij van Aalto
leende, óok nog over zijn relatie met Aalto en met Anna, als het gaat het
waarheidsgehalte van dit boek? Drie A.’s in één scène, ja, aan A. is het boek
opgedragen.
Draait
dit alles het verhaal om? Hebben we hier een ouderwetse Koch-surprise, die we
na het eerste deel I nu eens niet wilden? Hebben we hier de ultieme ‘samenkomst’
van feit en fictie? Misschien is het beter om nu maar eens de schouders op te
halen over deze zoveelste poging de lezer te vermeien met de kwestie echt of
verzonnen. Ook als je zou stellen dat het boek meer gaat over herinneren,
kom je niet dichter bij iets heel origineels.
Niettemin hebben we een
zorgvuldig geconstrueerde roman, waarin Koch zo op het oog achteloos,
gevarieerd elementen herhaalt. Met een erg sterk eerste deel, dat alleen
ontsierd wordt door wat bloedeloze stukjes over hotelkamers en receptionisten.
En een in ieder geval scharnierend tweede en intrigerend derde deel waarin we
de andere en verdere adolescentenjaren van Herman beschreven krijgen, we terug
zijn in Finland en waarin ook nog eens aanstekelijk geschreven wordt over de
motorfiets. De voor een deel uitgelokte/gewenste uitglijders daarmee spiegelen
aardig de ongelukken van Herman met tractors en een zware deur tijdens zijn bijzondere
Finse dagen.
Herman
Koch: Finse dagen. Ambo/Anthos, Amsterdam 2020, 307 p. ISBN 9789026341069.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan