Poëzie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2020

Jozef Deleu: ondoorgrond. gedichten 1963-2019

door Dirk De Geest

Jozef Deleu vierde enige tijd geleden zijn tachtigste verjaardag, en dat bleek een uitstekende gelegenheid om, na zoveel jaar, opnieuw een stand van zaken op te maken. In ondoorgrond (moedwillig zonder hoofdletter, want de dichter-denker staat wantrouwig tegenover begrippen die zichzelf door middel van een hoofdletter verabsoluteren) is zijn verzamelde literaire oeuvre gebundeld, aangevuld met een nieuwe bundel, die de titel Tussentijd meekreeg.
 
De mooie uitgave laat in ieder geval zien hoe hecht het oeuvre van Deleu is, ook al bestrijkt het een periode van haast zestig jaar. Van meet af aan heeft de dichter zijn lyrische universum afgebakend, een intieme ruimte die vooral plaats biedt voor meditatie en reflectie. De dichter kiest voor een gedragen toon en een klassieke zegging, zonder evenwel de slaaf te willen zijn van vooraf opgelegde schema’s. Daarbij is in de loop der jaren de toon steeds geconcentreerder en spaarzamer geworden, waardoor de vaak uit een of een paar woorden bestaande versregels als het ware omringd worden door een zee van wit. Wie deze gedichten leest, leest noodgedwongen traag en afgewogen, geheel zoals de auteur het zelf heeft gewild.
 
Poëzie is voor Deleu dan ook geen vrijblijvend tijdverdrijf, maar een poging om achter de wisselvalligheid van gebeurtenissen en dingen te raken, om de geheimzinnige samenhang te achterhalen die ons leven verbindt met dat van anderen maar ook met de aarde en de kosmos. De vier oerelementen, planten en dieren vormen samen het decor waar zich de eeuwige krachten van de natuur afspelen, de afwisseling van dagen en nachten, van de seizoenen en uiteindelijk van het leven en de dood. Van bij zijn eerste gedichten is de jonge schrijver doordrongen van dat wezenlijke besef.  
 
Het debuut Schaduwlopen (1963) is weliswaar een ode aan de vitale kracht van de natuur, maar de schaduw van de dood en het besef van de onontkoombare vergankelijkheid is nooit ver weg. Die ervaring wordt onder meer indringend verwoord in de reeks van lyrische prozafragmenten, Gezangen uit het achterland (1981). De emoties en gedachten die een vrouw doormaakt als ze de begrafenis van haar overleden man moet regelen cirkelen niet enkel rond de dood en het verleden, maar ook rond het heden en de toekomst: er is niet alleen haar eigen precaire bestaan, er is ook een maatschappij die zich van de trauma’s van een net afgelopen oorlog tracht te voldoen. Mens en land willen overleven.
 
Wezenlijk voor dat leven is echter dat men zich bewust is van de eigen tijdelijkheid en dat men als gevolg daarvan de dood niet tracht te ontvluchten maar hem in de ogen kijkt. Het is een les die in deze poëzie herhaaldelijk wordt gegeven. Net door die eindigheid is trouwens de drang naar liefde en verwondering des te intenser. Deleu is vaak meesterlijk in korte verzen waarin de liefde tot de vrouw en tot het West-Vlaamse landschap wordt bezongen zonder emotionele overdrive, ingehouden maar ongemeen intens. Zijn observaties groeien uit tot symbolische miniaturen, tot beelden van de omvattende werkelijkheid. Daarbovenop komt steevast het gelouterde inzicht. Vooral in de latere gedichten schuwt de dichter de abstractie niet, ook al blijven zijn gedachten telkens nauw met de dagelijkse realiteit verbonden. Dit is krachtige poëzie met een heldere boodschap, maar net daardoor spreken deze gedichten en dwingen ze tot herlezen. Dit bijzonder smaakvol uitgegeven boek geeft daartoe een overvloed aan kansen.  
 
Jozef Deleu, Carl De Strycker (inl.): ondoorgrond. gedichten 1963-2019, Poëziecentrum, Gent 2019, 368 p. ISBN 9789056552688

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri