‘De
foto’s zijn fascinerend vanwege hun imperfecties en laten zien hoe de jonge
Coetzee geïnteresseerd was in het documenteren van tijd en beweging om op die
manier het leven zelf vast te leggen.’ Zo wordt De foto’s van Jongensjaren omschreven in de omslagtekst. Hermann
Wittenberg, samensteller en bezorger van het boek, duidt de herkomst van de
foto’s – hij kwam ze op het spoor toen in 2014 het appartement van Coetzee in
Kaapstad werd verkocht en alles opgeruimd diende te worden – en vermeldt
nadrukkelijk dat hij de toelating kreeg van de auteur om die te gebruiken, ‘al
leek het hem zeer twijfelachtig dat iemand geïnteresseerd zou zijn in de
amateurkiekjes van een zestienjarige jongen.’
Met verwijzingen naar Coetzee’s gefictionaliseerde
autobiografische drieluik (Jongensjaren,
Portret van een jongeman en Zomertijd, waarin vaak wordt verwezen
naar de fascinatie van de auteur voor het medium fotografie, geeft Wittenberg
het fotomateriaal een plaats binnen de artistieke evolutie die de schrijver
doormaakte: ‘De foto’s zijn duidelijk een parallelle visuele kroniek van het
puberleven en nodigen uit tot vergelijkingen met Jongensjaren, het eerste deel van de autobiografische trilogie.’
De foto’s die Coetzee
maakte, eerst nog met een ‘spionagecamera’ (een klein apparaat), later met een
al meer professionele Wega-meetzoekercamera, vullen in hun eigen benadering van
de wereld die Coetzee om zich heen begon te ontdekken en te interpreteren, de
memoires aan. Bijzonder relevant is het interview dat Wittenberg in 2017 met
hem had. We leren er de auteur kennen die voorzichtig om de vragen heen
manoeuvreert, zoals:’Wat me aantrok in fotografie? Ik ben niet in de positie om
de diepere redenen te achterhalen.’ Of nog, meteen het slot van het gesprek:
‘De sporen van fotografie zijn overal in mijn werk terug te vinden. […] Het is
niet aan mij om de puntjes met elkaar te verbinden.’
De Foto’s van Jongensjaren, meer dan honderd pagina’s in totaal,
bijschriften meegerekend, zijn gemaakt in de jaren 1955-1956, toen Coetzee dus
15-16 jaar oud was. Ze laten niet alleen zien hoe de jongen van toen tegen zijn
directe omgeving aankeek (zijn ouders, zijn leraren, zijn schoolmakkers), maar
even goed hoe hij als blanke omging met de in die jaren steeds manifester om
zich heen grijpende segregatie tegenover de zwarte en gekleurde bevolking. Er
is die betrokkenheid op de buitenwereld, maar ook de persoonlijke ontwikkeling
van Coetzee, die door Wittenberg wordt geduid aan de hand van de slotfoto in
deze uitgave: de eerste bibliotheek (met werk van o.m. T.S Eliot, Plato,
Rousseau, Kant, Descartes) die inzicht geeft in de invloeden op de schrijver
terwijl hij zich wil gaan inschrijven in een brede Europese intellectuele traditie.
Met de verzameling foto’s wordt een diepere inkijk geboden in het leven en,
hieraan gerelateerd, het oeuvre van de Nobelprijswinnaar 2003.
J.M. Coetzee: De
foto’s van Jongensjaren, Cossee, Amsterdam 2020, 190 p. ISBN 9789059368194.
Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan