Ari Thór en zijn
vriendin, Kristín, zijn gaan samenwonen in Ari’s flatje in Reykjavik. Zij
studeert geneeskunde, hij is eerst aan filosofie, daarna aan theologie
begonnen, maar heeft ten slotte voor de politieschool gekozen. Bijna
afgestudeerd, nog één examen te gaan, komt er telefoon uit Siglufjörður, een klein en
moeilijk bereikbaar vissersstadje aan de noordkust, met een jobaanbieding voor
twee jaar. Ari zegt meteen ja, verguld dat hij uit de vele kandidaten is
gekozen. Kristín reageert uiterst kil, vindt dat hij ten minste eerst met haar had
kunnen overleggen.
Siglufjörður blijkt niet meteen een oord van misdaad en verderf te zijn en er valt
aanvankelijk weinig te doen voor Ari. En zo’n kersvers politieagentje uit het
zuiden wordt ook nogal schamper onthaald: ‘Dominee Ari’ noemen ze hem. Als op
kerstavond een verontrustend telefoontje binnenloopt, wuift Tómas, zijn baas, dat
luchtig weg. En als het lijk van de voorzitter van de plaatselijke
toneelvereniging onderaan de trap in het theater gevonden wordt, heet het
meteen: gedronken en gevallen. Zou hij niet geduwd kunnen zijn?, vraagt Ari
zich af. Tómas: ‘Geen gekkigheid, jongen.’ Vervolgens wordt in een grote
bloedplas in de sneeuw een vrouw gevonden.
Sneeuwblind is een misdaadroman die zich langzaam afwikkelt.
Jónasson neemt de tijd om zijn personages te kaderen, hun gevoelens en
beweegredenen te beschrijven. Ari staat in dubio hoe hij nu verder moet met
Kirstín, hij twijfelt voortdurend aan zichzelf, reageert impulsief en
onprofessioneel – hij niet alleen, overigens. Er komt een groot aantal
personages in beeld, die vanuit hun perspectief de zaken bekijken en allemaal
wel iets te verbergen hebben.
Jónasson kan na een
sterke start niet over de hele lijn blijven boeien. De zaak wordt dag na dag
opgevolgd en er zijn nogal wat nevenintriges. De personages krijgen
uitgebreide, maar niet altijd even relevante beschrijvingen en Ari blundert er
stevig op los. De schrijver lijkt de focus te verliezen, rondt de ene
verhaallijn af en laat de andere ten dele de mist ingaan. In de slotbladzijden
pikt hij nog snel en weinig overtuigend alle losse eindjes op.
Dat is bijzonder
spijtig want Jónasson is stilistisch sterk en de spanningsopbouw in
verschillende plotlijnen is goed. Een geslaagde metafoor bijvoorbeeld voor de
toenemende druk waaronder het stadje met al haar geheimen gebukt gaat, is Ari’s
groeiende gevoel van claustrofobie als de onophoudelijke sneeuwval het plaatsje
insluit.
Ragnar Jónasson: Sneeuwblind,
Bruna, Amsterdam 2020, 286 p. ISBN 9789400511576.
Vertaling van Snjóblindu door Willemien Werkman. Distributie Standaard
Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan