Tsead Bruinja is momenteel actief als de Nederlandse Dichter des
Vaderlands. Hoezeer hij die taak opvat als een essentiële component van zijn
dichterschap (en niet als een tussendoortje) mag blijken uit het feit dat hij
enkele van die ‘officiële’ teksten meteen opnam in zijn nieuwste dichtbundel.
Dat gebeurt zelfs niet als een afzonderlijke afdeling maar volledig
geïntegreerd in de context van zijn overige gedichten. Het toont hoe bij
Bruinja gedichten uit de persoonlijke en de publieke sfeer naadloos in elkaar
kunnen overgaan.
De lijvige bundel lijkt wel een woordenstroom zonder begin of einde. Er
zijn weliswaar vijf afdelingen en gedichten met titels, maar een inhoudstafel
ontbreekt bijvoorbeeld. Sommige gedichten zijn afgedrukt in het Nederlands en
het Fries, maar er is ook een vertaling opgenomen uit het Engels en één gedicht
is zelfs omgezet in een graphic poem
door Lies van Gasse. De teksten zelf zijn al even divers qua toon en vorm. De
dichter concentreert zich dus niet op een homogene toon en een coherente
thematiek, maar exploreert tal van paden, zowel formeel als inhoudelijk. De
dichter heeft het zelf over een ‘ruis’ binnen en buiten hem, die hij probeert
op te vangen en te ontcijferen.
Typerend voor de manier waarop Bruinja als dichter te werk
gaat, is de bladzijdenlange opening, ‘ik moet deze boot lek steken’. Hier komt
een lyrisch ik aan het woord (of zijn het meerdere ikken?), die de
zelfgenoegzaamheid van de westerse mens belichaamt, maar niettemin permanent
onvrede heeft met de gang van zaken. Dat leidt tot een minimalisering van de
mens als louter economische factor, maar ook tot een onhebbelijk personage dat
onophoudelijk zijn buren bespiedt uit afgunst. Het leidmotief bij dat nogal
cynische, maar helaas waarheidsgetrouwe portret is de raad om in plaats van een
dak of een afsluiting aan een uitzicht te denken. De slotregels verplaatsen
onverhoeds het burgerlijke gezeur naar de wanhoop van een vluchteling die zijn
eigen boot lek slaat in de hoop toch gered te worden. Op die manier worden
understatements met overstatements gecombineerd, is er sprake van een
verschuivend perspectief dat ons dwingt op een andere manier naar onszelf en
naar de anderen te kijken.
Die vervreemdende werkwijze demonstreert de dichter ook met
verve in zijn overige teksten. Allereerst experiment Bruinja met heel
uiteenlopende vormen: sommige gedichten zijn verhalend, andere veel meer
lyrisch of zelfs een associatieve lijst van woorden, en in het midden staat een
vers dat door Lies van Gasse is omgezet tot een graphic poem. Het is een weinig gestructureerd geheel dat
uitwaaiert in alle richtingen, maar daardoor ook even grillig en onvoorspelbaar
is als het leven dat in deze bundel wordt opgeroepen.
Ook qua stijl en thematiek krijgt
de lezer er uiteenlopende types van verzen voorgeschoteld. Sommige gedichten
roepen romantische taferelen op die naar het einde toe als illusies worden
doorprikt; zowel de liefde als de natuur blijken veel genadelozer en
kwetsbaarder dan veelal wordt aangenomen. Andere gedichten zijn meer verhalend
van inslag, vaak met een uitgesproken groteske inslag: zo is er de vergeefse
poging van het ik om eieren voor de televisie te laten applaudisseren, een
tafereel dat humoristisch is maar ook iets schrijnends heeft.
Veel verzen hebben evenwel een kritische, geëngageerde
inslag. Daarbij komt allereerst de bedreiging van de aarde en de natuur in het
vizier. De titelreeks van de bundel heeft het bijvoorbeeld over het kappen van
oeroude bossen, en die dramatiek wordt symbolisch in de verf gezet door de
eeuwenoude leeftijd van de bomen af te zetten tegen het snelle verouderen van
mensen. Even kritisch zijn de verzen waarin de dichter zijn bezorgdheid
uitspreekt over bepaalde fenomenen in de hedendaagse Nederlandse maatschappij:
de sociale vervreemding, de toename van uniformen op straat, de administratie,
het zijn alle factoren die lijken te wijzen op een ontbinding van het
traditionele weefsel dat een goed functionerende samenleving hoort te zijn.
Lang niet alle
gedichten uit Ik ga het donker maken in
de bossen van zijn even beklijvend, maar het geheel is ongemeen
fascinerend. De variaties in tonaliteit en stijl, in vorm, in thematische
accenten dragen ertoe bij dat hier allerlei urgente thema’s op een poëtisch
onontkoombare manier worden uitgesproken.
Tsead Bruinja, Lies van Gasse: Ik ga het donker maken in de bossen van, Querido, Amsterdam 2019,
84 p. : ill. ISBN 9789021418629. Distributie
Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan