6+ - De Duitse
auteur Michael Ende (1929-1995) is vooral bekend door zijn klassieker Het oneindige verhaal. In de jaren voor
zijn dood begon hij aan het verhaal over Hummel en Rodrigo de Ruige, waarvan
hij de eerste drie hoofdstukken intikte. Meer dan twintig jaar later vertelt
Wieland Freund het verhaal verder, met dertien extra hoofdstukken.
Al bij de eerste,
klankrijke volzin is Endes stijl en toon meteen herkenbaar:
‘Midden in de donkere middeleeuwen, midden in de week en
bovendien midden in de nacht reed een hoge, rechthoekige wagen, getrokken door
drie ezels, hotsend en hobbelend over een weg vol kuilen en plassen.’
Die ‘donkere
middeleeuwen’ interpreteert hij meteen op eigenzinnige wijze als een tijd
‘waarin het elektrische licht nog niet was uitgevonden’. Zijn hoofdpersonages
brengt hij meteen tot leven in korte, spitse bewoordingen: Hummel, zoon van een
koppel poppenspelers papa en jongen zonder angst; de papegaai Socrates, klein,
kleurrijk maar vooral slim en nuchter en Rodrigo de Ruige, de roofridder waar
iedereen bang voor is, maar in werkelijkheid een lief watje. Ook de naamgeving
is typisch Ende, niet alleen van de personages maar ook van de ruimtes als het
Vreeswoud en de Huiverburcht, een uitdaging voor de vertaler die hier prima
werk levert.
Nog
in het derde hoofdstuk komt het verhaal op dreef wanneer Rodrigo de Ruige
Hummel op tocht stuurt om een zo gevaarlijk mogelijke misdaad te begaan.
Onvervaard als hij is, gaat Hummel meteen op weg. Vanaf dat moment neemt
Wieland Freund het verhaal over. Hummel ontvoert een prinses of beter, die laat
zich door hem ontvoeren. Socrates bedenkt een slim plan, gebaseerd op
ridderverhalen uit boeken, waarmee hij probeert te voorspellen hoe het verhaal
zal aflopen. Rodrigo gaat tegen wil en dank mee op zoek naar Hummel en ontdekt
dat hij een geboren poppenspeler is. Dat talent komt uiteindelijk goed van pas
als ze met vereende krachten de melancholische koning aan het lachen moeten
brengen en de boze hoftovenaar Rabanus Rochus ontmaskeren.
Het onverschrokken personage
Hummel lijkt op de jongen uit het sprookje van de gebroeders Grimm, over iemand
die erop uittrok om te leren griezelen. Het verhaal heeft wel meer kenmerken
van klassieke sprookjes al werkt het die veel verder uit, wat mij betreft soms
té ver. Het verhaal staat vol van de nodeloze herhalingen en is soms wel erg
uitleggerig, bijvoorbeeld in het volgende fragment:
‘Angst heeft alleen iemand die
het kwaad in zichzelf kent en het daarom niet opzoekt. Ook daar had Hummel geen
benul van. Hij kon zich er gewoon niets bij voorstellen. Dat hij geen angst
kende, was daarom geen goede eigenschap, maar een gebrek. Hij had geen flauw
idee wat je daaraan kon doen. Hij had wel eens gehoord dat wie geen onderscheid
kan maken tussen goed en kwaad, eeuwig een kind blijft.’
En zo gaat het nog even door. De
verteller is het hele verhaal door ook prominent aanwezig en soms zelfs echt
opdringerig met uitingen als ‘zoals je weet’ of ‘en zoals je wel zult
begrijpen’. Hij expliciteert ook voortdurend hoe de personages zich voelen.
De personages zijn bovendien echte stereotypen: de door en
door slechte tovenaar, de ingoede hofarts, het slimme en doortastende meisje die
de pocherige maar goedhartige jongen op zijn plaats zet enzovoort. Die
stereotypen worden nog eens extra in de verf gezet in de illustraties, die de
slechterik meteen als zodanig afbeelden, maar voor het overige vooral de warme
sfeer van het verhaal beklemtonen.
Ondanks dit alles blijft dit feel-good-avonturenverhaal je
bij. Daar zijn meerdere redenen voor. Eerst en vooral nemen de sympathieke
hoofdpersonages je meteen voor zich in. Ook de duidelijke tegenstelling tussen
goed en kwaad werkt, je probeert mee met de helden de boze tovenaar en zijn
draak te verslaan. De plot kent ook een aantrekkelijke mix tussen spanning en
humor. Soms hebben zelfs de aansprekingen van de lezer iets lichtvoetigs. Maar
de sterkste kant van dit verhaal is de opbouw. Het kent geen losse eindjes en
al steekt het toeval onderweg geregeld een handje toe, de verteller slaagt erin
dat aanvaardbaar te maken. Op het einde worden alle verhaaldraden knap verweven
tot een heel bevredigend slot met elementen die zowel verrassen als bevestigen.
Michael Ende en Wieland Freund, Regina Kehn: Rodrigo de Ruige en Hummel,
zijn hulpje, De Fontein, Utrecht 2020, 205 p. ISBN 9789026150678. Vertaling van Rodrigo Raubein und Knirps, sein Knappe door Jeske Nelissen. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan