‘Konden we nu maar slapen, dood zijn, tot
het uit is; en dan weer midden in de nieuwe wereld wakker worden!’ Het had
vandaag geschreven kunnen zijn, nu iedereen ernaar snakt om uit de covid 19-nachtmerrie
te ontwaken. Maar het is een zin uit een tekst van Cyriel Buysse uit 1917, toen
de Eerste Wereldoorlog nog volop woedde – al zat Buysse in het veilige,
neutrale Nederland. In ieder geval was hij ervan overtuigd, zoals velen nu, dat
het allemaal anders zou worden: ‘Zoals het wás, kon het toch onmogelijk blijven
duren.’
Deze
kroniek, getiteld ‘Overwegende’, is naar mijn smaak kwalitatief wat minder dan
de andere teksten die Buysse-biograaf Joris van Parys voor deze uitgave koos
uit de ongebundelde stukken van de auteur. De selectie van 11 teksten is
inhoudelijk nogal arbitrair en niet alleen kwalitatief onevenwichtig, ook
kwantitatief: ‘Engels hotel in Gibraltar’ telt amper drie bladzijden, terwijl
de bundel opent met een verhaal van 70 bladzijden: ‘Monsieur Hardamour’. Het is
opvallend dat Buysse in dit verhaal uit 1899 aan de hand van een particulier
geval, eigenlijk al uitlegde waarom er na het cataclysme van 1914-1918, in
tegenstelling tot zijn eigen verwachting toen, niet veel zou veranderen en er
amper twintig jaar later een nieuwe wereldbrand kon uitbreken.
Monsieur Hardamour is een selfmade man: begonnen als
kantoorbediende klom hij op tot directeur van een fabriek waarvan hij, na zijn
huwelijk met de enige dochter van de ziekelijke eigenaar, ‘alleen-meester’
werd. Hij heeft alles wat zijn hartje begeert, inclusief een jonge door zijn
vrouw gedoogde maîtresse. Tot hij op een dag per ongeluk opgesloten raakt in
zijn kluis en de dood in de ogen kijkt. Tijdens zijn onvrijwillige quarantaine
begint hij na te denken over zijn voorbije leven en beseft ‘dat hij zijn leven
lang slecht en boosaardig was geweest’. Hij zweert plechtig dat als hij het er
alsnog levend vanaf zou brengen hij zijn arbeiders de kleine opslag zou geven
die ze al zo lang vroegen, dat hij zijn vrouw, kinderen en minnares beter ging
behandelen, kortom: ‘hij zou zoet en zacht worden als een engel op aarde’.
Wanneer Hardamour
als bij wonder door de alertheid van zijn vrouw en zijn maîtresse op het
nippertje gered wordt en wat bekomen is, herinnert hij zich zijn beloften: ‘En
kalm nu in zijn weergekregen kracht, verwijderend met een gebaar van trotse
zegepraal het schrikbeeld van de pas gebeurde narigheid, besloot hij voorlopig
niets anders te doen dan wat nu praktisch onder de omstandigheden werd vereist:
Een beter slot aan zijn brandkast laten maken.’
Ook in de kortere,
lichtvoetigere verhalen geeft Buysse blijk van zijn grote mensenkennis.
Stilistisch was hij in zijn tijd ongeëvenaard: frisser dan Stijn Streuvels,
minder gekunsteld dan Louis Couperus. Uiteraard is zijn proza ook een beetje
gedateerd maar opnieuw minder dan dat van Streuvels en Couperus, wier
verteltrant doorgaans de vaart mist die Buysses verhalende teksten kenmerkt en
bijzonder leesbaar houdt. Zonder afbreuk te doen aan de grote verdiensten van
Streuvels, Couperus en enkele andere van zijn tijdgenoten, blijft Buysse voor
mij de primus inter pares van zijn schrijversgeneratie. Het is dan ook een
raadsel waarom uitgevers het zoveelste middelmatige uit het Engels vertaalde
verhaaltje willen uitgeven als er nog zoveel moois van Buysse voor het oprapen
ligt.
Cyriel
Buysse: In betere kringen. Satirische verhalen en kronieken verzameld en
toegelicht door Joris van Parys. Houtekiet, Antwerpen 2020, 188 p. ISBN 9789089248220.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan