Ergens helemaal aan het einde van zijn autobiografie, À propos, schrijft Woody Allen: ‘In een
hiernamaals geloof ik niet, dus het maakt voor mij geen enkel verschil of
mensen aan mij terugdenken als een filmregisseur of een pedofiel of helemaal
niet.’ Dat dit niet helemaal waar is, bewijst het feit dat hij zijn
herinneringen te boek heeft gesteld en dat vele van de 350 bladzijden daarvan
gewijd zijn precies aan het weerleggen van de beschuldigingen van
kindermisbruik die Allen sinds 1992 achtervolgen. Hoewel na grondig onderzoek
toen geconcludeerd werd dat er geen sprake van was dat hij zijn dochter
seksueel zou hebben misbruikt, is de discussie toch opnieuw losgebarsten nadat
nota bene Allens zoon Satchel – de journalist Ronan Farrow – met zijn artikelen
in The New Yorker Harvey Weinstein
ten val bracht. In de context van de vele schandalen die toen rond Hollywood
losbarstten, herhaalde adoptiefdochter Dylan de aantijgingen, waarna een aantal
acteurs openlijk afstand nam van de regisseur en zijn meest recente film, A Rainy Day in New York, in de VS geen
distributeur vond. En uitgeverij Hachette weigerde, onder druk van Ronan,
voorliggende memoires te publiceren.
Hoewel Allen daar dus enigszins
badinerend over doet (elders heet het: ‘Het spijt me dat ik zo veel ruimte heb
moeten besteden aan de valse beschuldigingen jegens mij, maar die situatie was
koren op mijn schrijversmolen en voegde een fascinerend drama toe aan een
verder nogal kalm leven.’), lijkt er een discrepantie te bestaan tussen de
expliciete uitspraken over het belang van de zaak in zijn leven en het gewicht
dat ze krijgen in zijn memoires. Als het schandaal zijn kwaliteiten als
filmmaker in de schaduw stelt, doet hij eigenlijk net hetzelfde door in
verhouding erg lang stil te staan bij die zaak, die naar eigen zeggen helder en
klaar is. En dat is jammer, want het trekt de aandacht op het rommelige
liefdesleven van de regisseur in plaats van op zijn werk. Nu verwacht je als
lezer natuurlijk iets te vernemen over de exen en over de huidige echtgenote
Soon-Yi en je wil wel weten hoe dat nu gelopen is, maar Allen noteert zelf:
‘hopelijk is het niet de reden dat je dit boek hebt gekocht.’ Door evenwel
daarop de nadruk te leggen, wordt het uiteindelijk wel de aanleiding om À propos. te gaan lezen – dat merkte je
aan de voorpublicatie in Humo, die
betrof precies het fragment rond de verziekte verhouding met Mia Farrow.
‘Hij heeft mijn dochter afgepakt, nu ga ik de zijne
afpakken.’ Het is het enige zinnetje waarin Mia Farrow aan het woord komt.
Allen geeft toe dat een relatie beginnen met haar adoptiedochter terwijl hij
nog met haar getrouwd was niet netjes was, maar interpreteert de betichting van
verkrachting van dochter Dylan als een wraakactie. Zij is samen met Moses, een
geadopteerde jongen, en Satchel, een biologisch kind van Allen en Farrow, een
van de drie kinderen die hij met Farrow heeft. En met wie hij uitstekend kon
opschieten, zegt hij, tot zijn affaire met Soon-Yi uitkwam.
Op dat moment begon Farrow de kinderen tegen hem op te
zetten en fluisterde ze Dylan het misbruik in. Grond voor die theorie vindt hij
bij de getuigenissen van Moses, die zijn kant koos, de officiële onderzoeken
die hem vrijpleitten en de weinig geloofwaardige ‘bewijzen’. Hij beschrijft
Farrow bovendien als een vrouw met nogal wat ‘issues’: ze is manipulatief,
agressief (ze slaat haar kinderen), impulsief, hysterisch, systematisch ontrouw
(het is onduidelijk of niet haar ex Frank Sinatra de vader van Satchli is) en vol
van complexen (waarbij een Oedipuscomplex met een van de zonen wordt geschetst,
maar ook een moedercomplex: een vrouw met zeven kinderen die er nog meer wil).
Het levert smeuïge bladzijden op en op basis van de argumenten ben je geneigd
om Allen te geloven. Belangrijk, maar het leidt de aandacht af van de
kunstenaar. Hoewel de eerste 150 bladzijden zijn werdegang als komiek prima
beschrijven, kom je weinig te weten over zijn carrière als acteur, regisseur en
scenarist, en dat is toch waarvoor Allen beroemd geworden is.
Ja, er is de voortdurende zelfverkleining met de nadruk op
het feit dat hij geen echt groot meesterwerk zou hebben gemaakt en niet
hetzelfde niveau van groten als Antonioni en Bergman zou hebben. Wel wordt elke
prent genoemd en de acteurs en medewerkers worden uitgebreid bewonderd om hun
kwaliteiten (met ook uitgebreide lof voor het kunnen van Mia Farrow, overigens),
maar verder kom je weinig te weten over het productieproces, de interpretatie
of de eventuele problemen bij het maken van de films. Zelf vat hij dat als
volgt samen: ‘Ik heb alles besproken wat van belang was voor mijn carrière, die
te soepel verlopen is om veel spannende anekdotes op te leveren.’
Daarmee is dit dus
een boek over het leven van Woody Allen: zijn liefdesgeschiedenissen, zijn
neuroses, zijn epische gevecht met de Farrows, het simpele geluk met zijn
vierde vrouw en hun twee dochters, en zijn hobby als jazzklarinettist (een
bescheiden talent waarover hij niet anders dan geringschattend spreekt). Van
een man die voortdurend beweert dat zijn werk zijn leven is, en die – wat zijn
eigen minderwaardigheidscomplex ook moge vertellen – een aantal geniale films
heeft gedraaid, had je toch veel meer over zijn oeuvre te weten willen komen. Hoewel
je begrip kan hebben voor het feit dat iemand aan het einde van zijn leven zijn
onschuld wil uitschreeuwen wanneer hij onterecht beticht is, was een iets
stoïcijnsere houding en vooral een sterker geloof in het eigen kunnen als kunstenaar
misschien interessanter en overtuigender geweest.
Woody Allen: À propos. Autobiografie, Prometheus, Amsterdam 2020, 351 p.
ISBN 9789044645859. Vertaling van Apropos of nothing door
Ton Heuvelmans e.a. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan