Nederlands proza

BOEKEN NR. 7, JULI 2020

Albert Cossery: De luiaards in de vruchtbare vallei

door Jan Baes

Deze editie van De luiaards in de vruchtbare vallei (1947) is een mooie heruitgave van een opvallende roman, die in 1997 in vertaling werd uitgegeven door Coppens & Frenks. De vertaalster heeft er vandaag een nawoord aan toegevoegd en we mogen hopen dat het boek dit keer een ruimere verspreiding vindt.

De auteur, Albert Cossery (1913-2008), in het toenmalige erg verfranste Caïro geboren en opgegroeid, heeft een vrij klein, maar opmerkelijk oeuvre bijeengeschreven, dat zich, hoewel het in het Frans is, hoofdzakelijk in zijn geboorteland afspeelt. In die zin zou men hem kunnen vergelijken met Franstalige schrijvers als Emile Verhaeren en Albrecht Rodenbach die zichzelf altijd als 'écrivains de souche', dus als Vlamingen bleven beschouwen en ook voornamelijk over Vlaanderen schreven. Cossery zou trouwens tot aan zijn dood de Egyptische nationaliteit aanhouden, ondanks het feit dat hij vanaf 1945 hoofdzakelijk in Parijs woonde en dan nog wel op een en dezelfde hotelkamer in Saint Germain-des-Prés.

De luiaards in de vruchtbare vallei, speelt dus in Egypte, en dan niet in het kosmopolitische Caïro, maar in de armoedige voorsteden waar het altijd gaat om de kleine man, met een uitgesproken voorkeur voor 'bedelaars, hasjrokers, arme sloebers, hoeren en jonge meisjes', zoals Mirjam de Veth specifieert. De personages in deze roman hebben nog een extra kantje: het zijn allemaal hardnekkige en geroutineerde luilakken. Een vader, de eigenwijze en koppige Hafiz, en zijn drie zonen, Galaal, Rafiek en Siraag, die hun leven organiseren rondom het nietsdoen, meer nog, rondom de slaap.

Een keuze voor slapen als het 'streven naar deze elementaire, in het leven verscholen waarheid, het streven naar de minste inspanning' zo denkt de rancuneuze, onaardige Rafiek erover, die er zijn grote liefde, de prostituée Imtisaal, ondanks een schrijnend schuldgevoel, voor opgeeft. Galaal, de oudste zoon, is de absolute kampioen van de familie die, op het ogenblik dat de crisis zich aandient, al zeven jaar slaapt en enkel zijn bed uitkomt om te eten. De jongste, Siraag, heeft nog bedenkingen en droomt er eigenlijk van om aan het werk te gaan. Iedere dag wandelt hij naar de restanten van een voormalige fabriek in opbouw in de hoop er ooit te worden aangenomen.

Op een dag vernemen ze dat de oude vader, die al jaren in een kamer boven woont en nooit een voet beneden zet, een koppelaarster heeft ingehuurd om een vrouw voor hem te zoeken. Galaal schrikt er van wakker.

'Hoe kan zoiets vreselijks mogelijk zijn? Het zou een onoverkomelijke ramp betekenen! Hij moest dat huwelijk tot elke prijs zien te voorkomen. Hij moest ook zo snel mogelijk in actie komen. Actie! Bij de gedachte alleen al voelde Galaal in zijn hele lichaam pijnlijke krampen. Dus zijn slaap werd bedreigd! Hoe bestond het dat hij niet meteen had beseft welke tragische ellende dat huwelijk zou brengen? De komst van een vrouw in huis zou de toestand van slaap die er al een eeuwigheid heerste overhoopgooien.'

De 'slaperige chaos groeit uit tot een nachtmerrie' die ook de andere personages aantast: oom Mustafa, die na een faillissement door zijn broer werd opgevangen en in de familie de vernederende positie van parasiet bekleedt, Hoga, het dochtertje van een verre nicht, die het huishouden bereddert en tot woede van de zonen het middageten altijd te laat klaar heeft omdat ze niet te vroeg mag komen, en nog vele andere pittoreske figuren die het leven van deze Oblomovs in het kwadraat kleuren.
Ondanks het feit dat Cossery, die zelf een toonbeeld was van een vrij, onafhankelijk en ambitieloos mens, zijn personages de ideologie laat verkondigen van teruggetrokkenheid en passiviteit ten overstaan van een door domme volgzaamheid gekenmerkte en door angst geteisterde mensheid, blijkt uit de humorvolle beschrijving van deze negativistische en absurde wereld weinig echte waardering en zelfs een onderhuidse, maar felle kritiek op het land van herkomst en 'de aangeboren slapheid van een heel volk'.

'Rafiek ging voor het raam staan. Hij zei niets meer en keek naar de schrale palmboom die lusteloos met zijn palmen wuifde. De jongen was weg en een man op gevorderde leeftijd met een tulband op had zijn plaats ingenomen. Het leek of hij daar voor eeuwig was gaan zitten, in de verte starend, hopeloos onbeweeglijk. Hij verpersoonlijkte het toonbeeld van de mensheid, gelukzalig neerhurkend boven zijn eigen uitwerpselen. Rafiek draaide zich om en liep naar het bed.'

Albert Cossery is net als zijn land- en tijdgenoot Naguib Mahfouz (1911-2006) (De suikersteeg en Taveerne de zwarte kat), een mild maar scherp observator van volk en land, met een specifieke sympathie voor marginalen en dromers. Het zijn allebei vertellers met een vloeiende pen, die bij Cossery, onder invloed van zijn Franse vrienden (Camus, Gracq, Louis Guilloux) modernistische en licht absurdistische trekjes is gaan vertonen. Een heerlijke kijk op een verdorven wereld.

Albert Cossery: De luiaards in de vruchtbare vallei, Amsterdam, Jurgen Maas 2020. 260 p. Vertaling van Les Fainéants dans la vallée fertile door Mirjam De Veth. ISBN 9789491921735. Distributie EPO 

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri