Dag in dag uit geconfronteerd met de gewelddadige realiteit
van zijn land heeft de Mexicaanse politicoloog die voor dit verhaal tekent een
poging gedaan om de horror die zich afspeelt net bezuiden de grens met de V.S.
van zich af te schrijven. Zijn roman mag er dan al uitzien als een road
movie waarin twee geliefden in het convulsieve noorden van Mexico elk apart
doorheen de bergen een gevaarvol traject afleggen terwijl ze vruchteloos pogen
om via de telefoon met elkaar te communiceren, elkaar hun wederzijdse gehechtheid
te verklaren zeg maar, in feite brengt hij in de eerste plaats een turbulent
getuigenis over de nauwelijks denkbare perversiteiten die zich in die regio
afspelen. Toestanden die, letterlijk, haast onbeschrijflijk zijn. Het gebeurt
niet zo vaak dat je door een verhaal heen het onvermogen voelt van een auteur
om in woorden kleur en klank te geven aan wat hij wil overbrengen. Die onmacht
voel je overduidelijk aan, ook al beschrijft Monge de begane gruwelijkheden – en
die zijn niet min- behoorlijk sec en (schijnbaar) afstandelijk.
Om het infame gezelschap
dat deze toestanden creëert meteen bij naam te noemen: het slaat op de
georganiseerde mensenhandel, de corruptie van de politie die onder één hoedje
speelt met de drugstrafikanten, de systematische verdwijningen, het aftuigen, verkopen
of simpelweg vermoorden van migranten op hun trek naar de V.S, tot de bloederige
afrekeningen toe tussen de misdaadclans onderling. Monge ‘filmt’ als het ware
het genadeloze optreden van deze onverlaten, en tegelijk ook het lijden van hun
slachtoffers, mensen die hij niet individualiseert maar benoemt als ‘zij die
van heel ver komen’, ‘zij die de grenzen hebben geschonden’, ‘die hun landen
zijn ontvlucht’. Waarmee hij wil aanduiden dat zijn verhaal niet episodisch
bedoeld is, maar het alomvattend drama aankaart van het absolute lijden
veroorzaakt door het absolute kwaad. Dat de hel uit Dante’s Divina Commedia
daarbij niet ver uit de buurt is, illustreert hij door verspreid en in cursiefdruk
enkele passages uit diens magistrale werk her en der in zijn verhaal in te lassen.
De onheilspellende spreuk op de poort van Dante’s hel luidt: ‘Laat varen alle
hoop, gij die hier binnentreedt’. Zoiets ervaren de Midden-Amerikaanse
migranten aan den lijve. Wat zij te verduren krijgen wordt dubbelop geëtaleerd in
een tweede reeks cursieve tussenvoegsels, stuk voor stuk citaten ontleend aan
getuigenissen opgetekend door diverse mensenrechtencomités.
Lichtpunten in dit hallucinante
verhaal zijn er niet bijster veel, zelfs niet in het wedervaren van de twee
protagonisten, Epitafio en Estela. Beider namen (net zoals vele plaatsnamen)
verwijzen niet toevallig naar de dood. Op jonge leeftijd is Epitafio na een brutale
overval op zijn ouderlijke woonst overgebracht naar het weeshuis waar ene
perfide pater Nicho de plak zwaait. Estela en hij worden er noch min noch meer ‘omgeschoold’
tot leiders van een mensensmokkelaarsbende. En ja (ziehier het mogelijke
lichtpunt) zij raken op elkaar verliefd, maar ook daar maakt intern verraad een
einde aan. ‘HijdiezovanEstelahoudt’ en ‘ZijdiegekisopEpitafio’ (zo worden zij
steevast genoemd) worden zodoende de hoofdrolspelers in een tragedie waar
Shakespeare van zou opkijken.
Klaarblijkelijk ging het er voor journalist en politicoloog
Monge om een ingrijpender vorm te vinden dan de simpele reportage om de
eigentijdse holocaust aan te klagen die zijn ‘verschroeide land’ teistert.
Fictie bood een uitweg. Maar dan een fictie die niet blijft stilstaan bij deze
of gene wandaad, maar die het gebeuren optilt boven het hier en nu en het kosmische
proporties aanmeet. Enkele middelen die hij daartoe aanwendt zijn hier al
eerder vermeld: het invoegen van
‘externe’ citaten, zowel uit de cultuurwereld als uit de realiteit geplukt; het
ontwijken van elke individualisering eveneens. Wanneer hij toch
individualiseert, krijgen zijn figuren een naam toebedeeld die relateert aan de
dood. Maar daar bovenop laat Monge zijn taalvaardigheid haar werk doen: het
contrast tussen zijn fraai geconstrueerd proza en de grove taal van hen die
bezig zijn met het vernietigen van ieders leefwereld kan niet groter zijn. De
tegenstelling tussen de natuur die ‘haar dagelijkse gang gaat’ terwijl het ophanden
zijnde drama van ontmenselijking zich onstuitbaar ontplooit is dat evenmin.
Deze gitzwarte roman over één van de meest ontaarde regio’s
op onze planeet koppelt literair genoegen aan menselijke afschuw. Het genoegen
blijft achteraf overeind, maar voor de afschuw wordt geen heling geboden. Het
akelige besef van uitzichtloosheid zindert bij de lezer nog lang na.
Emiliano Monge: Het verschroeide land, Wereldbibliotheek,
Amsterdam 2020, 366 p. Vertaling van Las
tierras arrasadas door Arie van der Wal. ISBN 9789028427440. Distributie Mythras
Books
deze pagina printen of opslaan