Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, JULI 2020

Erika Bianchi: Wij zijn niet als hagedissen

door Inge Lanslots

In 2010 debuteerde Erika Bianchi (1975) met Sassi nelle scarpe (letterlijk: ‘stenen in de schoenen’), waarin een vijfendertigjarige lerares haar leven weer op de rails moet krijgen. Een jaar later had ze Wij zijn niet als hagedissen klaar, maar haar tweede roman stuitte op het njet van verschillende uitgevers, tot ze in 2015 het manuscript onder een andere titel voorlegde aan de jury van de Rai La Giara-prijs en ze de derde prijs kreeg. Ondertussen werkt Bianchi naarstig aan een nieuwe roman. Schrijven is immers van haar grote passies, maar de in Pisa geboren schrijfster is ook actief als vertaalster en docente oudheid en archeologie in Firenze.

Dat laatste verklaart mogelijk de structuur van Wij zijn niet als hagedissen, dat eerder dit jaar bij de Italiaanse uitgever Giunti verscheen. De roman opent immers met de epiloog die zich in 2011 situeert, om dan terug te keren in de tijd, met verschillende, niet-lineaire sprongen. Bianchi wil zo de gelaagdheid van een complexe familiegeschiedenis blootleggen en focust hierbij op vier generaties vrouwen. In de epiloog volgt Isabelle, een van de vrouwelijke hoofdpersonages, vanop afstand de begrafenis van Zaro Checcacci in Toscane. Zo neemt ze bewust afstand van de man die haar nooit officieel als zijn dochter heeft willen erkennen, maar die toch niet helemaal een onbekende in haar leven was. Dat ze net als anderen in zijn omgeving niet tot hem kon doordringen, kan haar niet troosten, zoals de lezer in andere delen van de roman verneemt. Isabelle herinnert zich zo de onmacht van haar Bretoense moeder, die zich liet verleiden door de toen zeventienjarige Zaro, een mecanicien van de Italiaanse wielerploeg op doorreis in de Tour de France. Isabelle komt er ook achter dat haar vader de waarheid verdichtte om zijn bijdrage aan overwinningen in de Tour aan te dikken.

Hoewel de vaderfiguur centraal staat in Wij zijn niet als hagedissen, wordt die toch voornamelijk belicht vanuit het perspectief van de vrouwelijke personages. Zo komt de lezer te weten hoe het avontuur van Isabelles moeder haar leven bepaalde: ze moest opboksen tegen de verwijten in haar dorp en de verwerping door Zaro, wat de moeder-dochterrelatie hypothekeerde. Isabelle lijkt een even problematische relatie met haar twee dochters, Marta en Cecilia, te ontwikkelen. Ze is niet in staat hen lief te hebben tot haar kleindochter haar blik op het leven bijstelt.

Die ommekeer is echter behoorlijk abrupt en komt niet geloofwaardig over. Ook het totale onvermogen van drie generaties vrouwen om gelukkig in het leven te staan, is weinig aannemelijk. Bianchi werkte haar getormenteerde vrouwelijke personages zo uit om de rol van de moeder en vrouw in vraag te stellen, die volgens de auteur nog steeds te traditioneel en stereotiep zijn in Italië.  Dat je hiervoor als auteur je roman moet doorspekken met verhalen uit de zoölogie waarin dieren genderfluïde rollen op zich nemen of omgaan met verlies – denk aan de hagedis wiens staart opnieuw kan aangroeien, is een grote kunstgreep, net zoals wielrennen een gezochte metafoor voor het leven is. Bianchi’s stijl is wellicht minder verfijnd en intuïtief dan de flaptekst de lezer wil doen geloven.

Erika Bianchi: Wij zijn niet als hagedissen, Signatuur, Amsterdam 2020, 317 p. Vertaling van Il contrario delle lucertole door Manon Smits. ISBN 9789056726430. Distributie standaard Uitgeverij 

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri