In 2010 debuteerde Erika Bianchi (1975) met Sassi
nelle scarpe (letterlijk: ‘stenen in de schoenen’), waarin een
vijfendertigjarige lerares haar leven weer op de rails moet krijgen. Een jaar
later had ze Wij zijn niet als hagedissen klaar, maar haar tweede roman
stuitte op het njet van verschillende uitgevers, tot ze in 2015 het
manuscript onder een andere titel voorlegde aan de jury van de Rai La
Giara-prijs en ze de derde prijs kreeg. Ondertussen werkt Bianchi naarstig aan
een nieuwe roman. Schrijven is immers van haar grote passies, maar de in Pisa
geboren schrijfster is ook actief als vertaalster en docente oudheid en
archeologie in Firenze.
Dat laatste verklaart mogelijk de structuur van Wij zijn
niet als hagedissen, dat eerder dit jaar bij de Italiaanse uitgever Giunti
verscheen. De roman opent immers met de epiloog die zich in 2011 situeert, om
dan terug te keren in de tijd, met verschillende, niet-lineaire sprongen.
Bianchi wil zo de gelaagdheid van een complexe familiegeschiedenis blootleggen
en focust hierbij op vier generaties vrouwen. In de epiloog volgt Isabelle, een
van de vrouwelijke hoofdpersonages, vanop afstand de begrafenis van Zaro
Checcacci in Toscane. Zo neemt ze bewust afstand van de man die haar nooit
officieel als zijn dochter heeft willen erkennen, maar die toch niet helemaal
een onbekende in haar leven was. Dat ze net als anderen in zijn omgeving niet
tot hem kon doordringen, kan haar niet troosten, zoals de lezer in andere delen
van de roman verneemt. Isabelle herinnert zich zo de onmacht van haar Bretoense
moeder, die zich liet verleiden door de toen zeventienjarige Zaro, een
mecanicien van de Italiaanse wielerploeg op doorreis in de Tour de France.
Isabelle komt er ook achter dat haar vader de waarheid verdichtte om zijn
bijdrage aan overwinningen in de Tour aan te dikken.
Hoewel de vaderfiguur centraal
staat in Wij zijn niet als hagedissen, wordt die toch voornamelijk belicht
vanuit het perspectief van de vrouwelijke personages. Zo komt de lezer te weten
hoe het avontuur van Isabelles moeder haar leven bepaalde: ze moest opboksen
tegen de verwijten in haar dorp en de verwerping door Zaro, wat de
moeder-dochterrelatie hypothekeerde. Isabelle lijkt een even problematische
relatie met haar twee dochters, Marta en Cecilia, te ontwikkelen. Ze is niet in
staat hen lief te hebben tot haar kleindochter haar blik op het leven bijstelt.
Die ommekeer
is echter behoorlijk abrupt en komt niet geloofwaardig over. Ook het totale
onvermogen van drie generaties vrouwen om gelukkig in het leven te staan, is
weinig aannemelijk. Bianchi werkte haar getormenteerde vrouwelijke personages
zo uit om de rol van de moeder en vrouw in vraag te stellen, die volgens de
auteur nog steeds te traditioneel en stereotiep zijn in Italië. Dat je hiervoor als auteur je roman moet
doorspekken met verhalen uit de zoölogie waarin dieren genderfluïde rollen op
zich nemen of omgaan met verlies – denk aan de hagedis wiens staart opnieuw kan
aangroeien, is een grote kunstgreep, net zoals wielrennen een gezochte metafoor
voor het leven is. Bianchi’s stijl is wellicht minder verfijnd en intuïtief dan
de flaptekst de lezer wil doen geloven.
Erika Bianchi: Wij zijn niet als
hagedissen, Signatuur, Amsterdam 2020, 317 p. Vertaling van Il contrario
delle lucertole door Manon Smits. ISBN 9789056726430. Distributie
standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan