Vorig
jaar publiceerde Geert Mak zijn inzicht gevend Europa-boek Grote verwachtingen, met daarin centraal de bedenkingen rond de manier waarop Europa
de bankencrisis, de eurocrisis, de immigratie had aangepakt. Als historicus
beseft Mak maar al te goed hoe delicaat het is te schrijven over de
‘geschiedenis’ waar je zelf nog letterlijk en figuurlijk deel van uitmaakt. Hij
richtte zich precies om die reden tot een student van 2069, een halve eeuw
verder in de toekomst dus, met de onderliggende vraag hoe die dan zou aankijken
tegen de ideeën die de schrijver formuleert aan het eind van het tweede
decennium van de 21ste eeuw.
In de openingsalinea van deze Epiloog bij Grote verwachtingen noteert
Mak: ‘Zo’n drie maanden geleden dacht ik dat we klaar waren voor deze periode,
dat jij en ik elkaar de hand konden drukken en dat we elk ons weegs konden
gaan, ik naar mijn eigen tijd, jij een halve eeuw verder.’ De coronacrisis kwam
dan ook als ‘een donderslag bij heldere hemel […] we staan met open mond te
kijken naar die abrupte stilstand van onze wereld, beklemd en vooral
verbijsterd’.
Met
(voor de hand liggende) verwijzingen naar eerdere pandemieën die Europa hebben
getroffen (de pest, pokken, de Spaande griep, aids…) brengt Geert Mak de
ontwikkeling, de opgang en de impact van Covid-19 in kaart: hoe aanvankelijk de
hele zaak werd afgedaan als een Chinese aangelegenheid, hoe die idee zelfs
bleef doorwerken na de uitbraak in Italië en hoe uiteindelijk het
verbijsterende besef doorbrak dat het hier gaat om een wereldwijde pandemie. Welke
maatregelen werden genomen in de verschillende Europese landen, hoe traag en
eigenlijk rijkelijk (te) laat werd gereageerd, hoe de Europese commissie zelf
de hele zaak heeft aangepakt: het inspireert Mak tot een aantal fundamentele
bedenkingen die nu al een beeld schetsen van een blijvend onzekere toekomst:
‘Zoals de
middeleeuwse pestepidemieën het einde versnelde [sic] van het feodale Europa,
zo kan deze pandemie wel eens het einde betekenen van de Amerikaanse – en
westelijke – hegemonie.’
Of nog: ‘De natiestaat is opnieuw de vanzelfsprekende
schuilplaats, het centrum van alles wat beweegt, in dat oude thuis lijken we
weer onze troost en veiligheid te zoeken.’
Aan het slot wijst Mak erop dat
de coronacrisis wel eens een ‘paradigmawisseling’ zou kunnen inluiden, ‘dat
virus zal, daar ziet het nu naar uit, een wereld scheppen die minder welvarend
minder vrij en minder open zal zijn.’ Mak ziet – en laat dit een direct appel
zijn aan het adres van de beleidslieden – ook verder: ‘Deze pandemie is, hoe
ingrijpend ook, een verhaal met een begin en een eind, een situatie waarin –
zij het met grote moeite het nodige valt bij te sturen. De komende
klimaatcrisis is, wat dat betreft, ongenadig: als die eenmaal volop losbreekt
is er weinig of niets meer aan te doen. In dat licht is deze pandemie geen
goddelijke straf, maar eerder een laatste waarschuwing.’
Ik noteerde het reeds aan het
slot van mijn bespreking van Grote verwachtingen: waar Europa, waar de
hele wereld nood aan heeft, zijn politici met een langetermijnvisie.
Geert Mak: Epiloog bij
Grote verwachtingen. Amsterdam, Atlas/Contact, 2020 85 p. ISBN 9789045042916.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan