Guido de Bruyn is en blijft een
buitenbeentje in onze poëzie. Zijn poëzie klinkt soms klassiek en intimistisch,
maar op andere momenten kiest de dichter bewust voor een theatrale inkleding,
soms met veel ironie en pathos. Die fascinatie voor uiteenlopende stemmen is
ook weer merkbaar in zijn jongste dichtbundel. Nadat hij zich voor zijn vorige
bundel heeft laten inspireren door Bachs Goldbergvariaties,
kiest de dichter ook nu weer voor de muziek. De wat raadselachtig aandoende
titel verwijst naar de manier waarop de Russische componist Sergei Prokofjev
zijn eigen naam afkortte in zijn dagboeken en notities. In die uitvoerige
dagboeken (die de periode behelzen tot Prokofjevs terugkeer naar Rusland) vindt
De Bruyn niet alleen het verslag van een leven als componist maar ook allerlei
beelden en anekdotes die hem tot het schrijven van deze sonnetten hebben
geïnspireerd.
In
zekere zin leest deze bundel dan ook als een hoogst eigenzinnige biografie. Wij
volgen de componist in de ik-persoon op zijn vele tochten. De Bruyn heeft
daarbij duidelijk oog voor dramatische effecten en het eigen taalgebruik van
zijn protagonist: niet toevallig bevat elk gedicht het woord ‘vandaag’ om de
actuele realiteit van wat beschreven wordt te onderstrepen. Die werkwijze maakt
het voor de lezer ook mogelijk om zich makkelijk met de leef- en
ervaringswereld van de reizende componist te identificeren. Vooral in dit
opzicht valt het vakmanschap op van de schrijver, die ook voor theater en
televisie zijn sporen heeft verdiend. Wij horen de componist aan het woord,
vanaf zijn prille jeugd tot op ouderdom. Hij heeft het vooral over ontmoetingen
die een spoor hebben nagelaten in zijn leven en zijn loopbaan in dienst van de
muziek. Hetzelfde kan gezegd worden van de ruimtes waar Prokofjev heeft
vertoefd, van Japan tot de USA en (uiteraard) Rusland. De mensen roepen niet
alleen tastbare herinneringen op, hun verhalen en personages doen vaak spontaan
denken aan muzikale principes of bepaalde composities. De ruimtes evoceren dan
weer de intrigerende werking die uitgaat van het ‘andere’, terwijl omgekeerd de
componist steevast ‘zijn’ Rusland in zich meedraagt.
Bij die tocht passeren tal van
kunstenaars de revue, van de choreograaf Diaghilev tot uiteenlopende dichters
en schilders. De oorspronkelijke dagboeknotities worden door De Bruyn omgezet
tot aansprekende anekdotes met humoristische toetsen. Het leven en de
denkbeelden van de componist worden zo aanschouwelijk. Tegelijk is op de
achtergrond de woelige twintigste eeuw aanwezig: de Russische revolutie en de
Wereldoorlogen. Het toont hoe de musicus zoekt naar een soort van heilzaam
schuiloord in de muziek, maar hoe hij getekend wordt door de tijdsomstandigheden.
Guido de Bruyn
is er – net zoals in zijn fraaie bundel over de Goldbergvariaties van
J.S. Bach – in geslaagd om een herkenbare en overtuigende hoofdpersoon neer te
zetten, met wie de lezer diepgaand kennismaakt. Tegelijk doet dit op geen enkel
ogenblik afbreuk aan de stilistische rijkdom van de gedichten, waardoor de
aandachtige lezer telkens weer nieuwe betekenissen en verbanden ontdekt. Dit is
een bundel die veel meer aandacht verdient dan hij (naar ik vrees) in de pers
zal krijgen.
Guido de Bruyn: SPRKFV. Dagboeksonnetten, P, Leuven
2019, 77 p. : ill. ISBN 9789493138001
deze pagina printen of opslaan