Twee atomen raken elkaar nooit echt aan. De elektronen die rond de kern draaien, stoten de elektronen van andere atomen af. De wetenschap erachter is complex en poëtisch, maar het komt hierop neer: wanneer we iets aanraken – strelen, vastgrijpen, slaan – zweven onze atomen
over de andere heen. Ze raken elkaar niet.
Dat gebeurt ook met de
personages in Brieven in de nacht.
Vijf briefschrijvers geven hun diepste geheimen prijs aan het papier, alsof ze
zeggen: lees mij, zie mij, raak mij aan. Maar ze schampen stuk voor stuk af: op
elkaar, op de mensen in hun omgeving, op hun geliefden. Geen van de brieven
komt aan bij de bedoelde bestemmeling. Daardoor ontstaat er een tragische spanning
tussen de bedoeling van een brief – gelezen worden door de persoon aan wie hij
gericht is – en het verlangen van de personages om ook zelf aan te komen bij
een bestemming, al weten ze niet meer wat die is.
De briefschrijvers bevinden zich
in ‘doorkomstruimtes’: een huurstudio, een hotel, een luchthaven. De plekken
waar ze zich bevinden en waar ze vandaan komen blijven vaag, alsof je ze
bekijkt door een lens die niet scherp is gesteld. Elk van de personages is op
de dool en lijkt, net als de brieven, nooit te zullen aankomen.
Vijf dolende,
ontwortelde personages die in hun omgeving lijken te zweven, maar nergens
thuishoren. In een boek van de hand van een Libanese schrijfster zou je dat
kunnen lezen als een klassiek vluchtelingenverhaal: mensen die het noorden
kwijt zijn tussen oost en west. Maar deze teksten laten zich niet zomaar in die
mal passen. Het dwalen van de personages is deels geografisch, maar de vijf
briefvormige vignetten tonen vooral hoeveel gezichten een vluchtverhaal kan
hebben. De enige rode draad is geweld. Dat loert achter elke hoek van de tocht
van deze personages, maar schuilt ook in henzelf. Alsof ze, door wild om zich
heen te slaan, proberen toch iets aan te raken – zonder succes.
De vijf briefschrijvers
kennen elkaar niet, maar onderscheppen wel elkaars brieven. Zo heeft elke brief
wel een link met de vorige en voelt elk personage zich verbonden met de
schrijver van de onderschepte brief. In het tweede deel toont Hoda Barakat haar
vernuft als auteur pas echt. Daar laat ze opnieuw vijf mensen aan het woord die
op de een of andere manier verbonden zijn met de briefschrijvers uit het eerste
deel. De ironie is duidelijk: de brieven zijn dan wel verloren, maar worden
toch gelezen. En de personages raken wel degelijk iemand, maar komen dat zelf
nooit te weten.
In dit tragische tapijt van verdwaalde boodschappen krijgt de postbode
het laatste woord. Een schitterende zet van Hoda Barakat, want de man die de
laatste etappe van elke brief aflegt, is de enige die het grotere plaatje ziet.
Hij bezorgt allang geen brieven meer in de verlaten dorpen op zijn ronde, maar
zit in het postkantoor te wachten:
‘Nu en dan denk ik aan de brieven die niet op hun
bestemming aankomen en ergens op stapels terechtkomen, zonder dat de afzenders
weten wat ermee is gebeurd, zoals de dode bladeren zich ophopen op de hoeken
van de lege straten.’
Brieven
in de nacht is een tour de force
die niet alleen het lezen, maar vooral het herlezen waard is. Dan zie je steeds
scherper welke draden Hoda Barakat geweven heeft; wat elkaar raakt en wat niet.
Zo ontvouwt zich een tafereel dat universeel is, menselijk, en beklemmend
herkenbaar.
Hoda
Barakat: Brieven in de nacht, Orlando, Amsterdam 2020, 157 p. ISBN 9789493081376.
Vertaling van Barid al-layl door Djûke Poppinga. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan