Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, JULI 2020

Sinan Çankaya: Mijn ontelbare identiteiten

door Tom Rummens

Wanneer Sinan Çankaya een uitnodiging krijgt om te gaan spreken op het veertigjarige jubileum van zijn voormalige school, schrijft hij een antwoord in de vorm van een onverwachte vraag: ‘Wat willen jullie dat ik zeg?’. Het lijkt een onschuldige vraag, misschien ingegeven door een overdosis bescheidenheid. Maar niets is minder waar.   

Çankaya beseft immers als geen ander hoe hij door witte Nederlanders gezien wordt, namelijk als een ‘Ander’, die niet zozeer interessant is om wat hij weet, kan, of doet, maar gewoon omdat hij anders is. Zijn afkomst is interessant, het feit dat hij opgegroeid is in een bepaald milieu, en dat hij er (‘desondanks’, kan je er tussen de lijnen door lezen) in geslaagd is iets van zijn leven te maken. Dat willen de mensen horen, en daarbij gaan ze maar al te makkelijk voorbij aan het feit dat Çankaya ook werkelijk iets te zeggen heeft.  
 
Want dat heeft hij wel degelijk. Hij doctoreerde op een thema dat in het midden van de belangstelling staat: etnisch profileren. Hij werkte bij de politie en heeft daar veel opgestoken. Hij zou een van de interessantste stemmen moeten zijn in het debat dat al jarenlang gevoerd wordt, en ook vandaag de dag (onder de vorm van de Black Lives Matter-beweging) een centrale positie inneemt. En toch gebeurt dat niet, en wil men Çankaya vooral graag zien als een knuffelbeer van Turkse afkomst, die het gemaakt heeft, een rolmodel.  
 
In Mijn ontelbare identiteiten ontrafelt Çankaya dit mechanisme in korte stukjes, die telkens beginnen met een veelzeggende quote uit de pers. Hij verliest zich niet in theoretische bespiegelingen, maar de vele, vaak pijnlijke anekdotes maken wel iets heel erg duidelijk, namelijk de idee dat identiteit in dit soort debatten veel te vaak gezien wordt als iets wat vast en onwrikbaar is, waaraan niet valt te tornen, terwijl het omgekeerde waar is: ‘In potentie bevrijden buigzame, meervoudige identiteiten ons,’ schrijft hij. ‘We spelen met identiteit, herontwerpen onszelf, afhankelijk van wie we tegenover ons hebben, en natuurlijk van hoe we worden gedefinieerd. In theorie zijn we creatieve levenskunstenaars. Waarom voel ik me in de praktijk dan zo ontheemd?’
 
De manier waarop hij benaderd wordt door zijn voormalige school, de vele anekdotes uit zijn politiecarrière, waarbij hij vaak, zelfs door zijn collega’s, per ongeluk gezien werd als dader in plaats van als politieman, de anekdotes in het openbaar vervoer. Ze vormen allemaal samen een onthutsend lappendeken dat in schril contrast staat met iets waar we het allemaal eigenlijk wel over eens zijn, en wat Çankaya zo treffend weet te beschrijven: het feit dat identiteiten per definitie meervoudig zijn, vloeibaar in de tijd ook, en bovendien bij uitstek constructies, bedacht door de menselijke geest om het zichzelf wat makkelijker te maken. En hoewel zijn anekdotes een woedende pen zouden rechtvaardigen, weet Çankaya een zekere lichtheid te bewaren, af en toe duikt zelfs een streepje humor op. Daarmee is Mijn ontelbare identiteiten een noodzakelijk boek, vertelt door iemand die het weet én die het ook bevattelijk kan vertellen.
 
Sinan Çankaya: Mijn ontelbare identiteiten, De Bezige Bij, Amsterdam 2020, 239 p. ISBN 9789403184005. Distributie Standaard Uitgeverij 

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri