In 1947 werd
Gianfranco Calligarich geboren in Eritrea, uit een kosmopolitische en
avontuurlijk aangelegde familie met roots in Griekenland, Triëst en Piëmont.
Hij groeide op in Milaan en trok op jonge leeftijd naar Rome om het te maken
als journalist. In Italiës hoofdstad ruilde hij de journalistiek dan weer snel
in voor de theater-, televisie- en filmwereld, waarin hij naam maakte als
script/scenarioschrijver. Sinds een tiental jaar geniet hij ook bekendheid als
auteur, met zes fictiewerken op zijn actief. Een ervan is De laatste zomer in de stad, de roman die oorspronkelijk in 1973
verscheen, maar die na enkele jaren in de vergetelheid raakte terwijl die in
beperkte kring wel uitgroeide tot een cultboek.
De laatste zomer in de stad wordt steevast omschreven als de
literaire tegenpool van Fellini’s La
dolce vita uit 1960, de overbekende film waarin de verslaggever Marcello
Rubini (in de vertolking van Mastroianni) zijn literaire ambities laat varen en
zich langzaam verliest in ‘het zoete leven’ van de Romeinse bovenklasse, in het
bijzonder dat van de filmwereld met voorop de wulpse Sylvia (Anita Ekberg). In
Calligarichs compacte roman wordt Marcello vervangen door Leo die er zelfs niet
in slaagt journalist te worden. De bijna dertiger verhuisde hiervoor vanuit
Milaan naar Rome, maar zonder talent raakt Leo niet verder dan de typkamer van
de sportkrant Corriere dello Sport.
Erger nog, hij sukkelt van het ene nietszeggende baantje in het andere en de
poging om samen met zijn vriend Graziano een filmscenario te schrijven loopt
ook op een mislukking uit.
Leo raakt overigens ook gefascineerd door de grillige
Arianna met wie hij in die bewuste zomer uit de titel een stormachtige affaire
beleeft. Die relatie kan hij niet plaatsen, zijn liefde voor het nachtleven en
alcohol des te meer. Welke wending zijn leven zal nemen, staat al in het
incipit vermeld:
‘Zo gaat het natuurlijk altijd.
Iemand doet van alles om afzijdig te blijven en belandt vervolgens op een goede
dag, zonder te weten hoe, in een geschiedenis die hem regelrecht naar het einde
brengt.
Als je het mij
vraagt, had ik graag bedankt voor de ratrace. Ik had allerlei soorten mensen
meegemaakt, gearriveerde mensen en mensen die niet eens kans hadden gezien te
vertrekken, maar allemaal liepen ze vroeg of laat met hetzelfde onvoldane
gezicht rond, zodat ik tot de conclusie was gekomen dat je het beter kunt
houden bij het observeren van het leven, maar ik had geen rekening gehouden met
een stomvervelend geldgebrek op een regenachtige dag in het begin van de lente
van vorig jaar. De rest kwam, zoals al dit soort dingen, vanzelf. Voor alle
duidelijkheid: ik neem niemand iets kwalijk, ik heb mijn kaarten gekregen en ze
uitgespeeld. Dat is alles.’
Leo’s treurige levensloop wordt echter met zo’n
lichtvoetigheid verteld dat je het boek niet neerlegt. In vele scènes verwijst
Calligarich op bijna badinerende toon naar grote auteurs en werken, waarop de
lezer net als Leo niet echt lijkt te willen ingaan, maar je wordt wel
overvallen door de stad Rome, die volgens Calligarich het échte hoofdpersonage
is. Volgens de auteur was Rome in de jaren zeventig nog niet zo vervallen als nu
en dus ronduit overweldigend voor wie van elders kwam. Calligarichs Rome strekt
zich overigens van het monumentale centrum uit tot in Ostia, Romes badstad,
waar het verhaal van de rusteloze Leo ook eindigt. Bij aanvang van het verhaal
verklaarde Calligarichs antiheld al: ‘Deze baai is trouwens schitterend.’
Wie Rome wil
(her)ontdekken door de ogen van een loser is bij Calligarich aan het juiste
adres. De auteur wordt weleens vergeleken met Alberto Moravia, maar die
vergelijking loopt wat mank. Calligarich zoekt niet expliciet noch op
shockerende wijze de confrontatie met het kleinburgerlijke op.
Gianfranco
Calligarich: De laatste zomer in de stad, Wereldbibliotheek, Amsterdam 2020, 175
p.
Vertaling van L'ultima estate in città door
Els van der Pluijm. ISBN 9789028450196. Distributie Mythras Books
deze pagina printen of opslaan