Het gaat niet goed met de dertigjarige Kim Jiyoung: op
een avond begint ze de stem en de gedragingen van haar moeder te imiteren ten
overstaan van haar man. Jiyoung neemt haar echtgenoot niet bij de neus, maar
lijdt aan een ernstige inzinking, want enkele dagen later gebeurt er precies
hetzelfde tijdens een familiefeest. Hoe is het zover kunnen komen? Is Jiyoung
overwerkt? Werd de zorg voor haar gezin haar te veel?
Helaas blijkt er nog veel meer
aan de hand dan een tijdelijke depressie. Via een uitgebreide flashback – die
zowat het hele boek in beslag neemt – komt de lezer veel te weten over het
leven van Jiyoung, dat van haar moeder en van haar oma. Wat blijkt: alle drie
zijn ze tijdens hun leven continu geconfronteerd geweest met ernstige vormen
van seksisme en discriminatie, waar de hele Koreaanse maatschappij van
doordrongen lijkt.
Het is een trieste vaststelling: de vrouwelijke familieleden hebben zich
continu moeten wegcijferen ten gunste van de mannen: jonge tienermeisjes moesten
in het naoorlogse Korea gaan werken om de studiekosten van hun broertjes te
bekostigen; zelf studeren was er niet bij. Eenmaal volwassen geworden, kregen
ze de zorg voor de kinderen toegewezen en moesten ze ook nog een keer
bijklussen om het gezinsinkomen aan te vullen. Met de generatie van Jiyoung –
kinderen geboren in de jaren 1980 – lijkt het ergste voorbij, mede door de
economische vooruitgang in het zuiden. Maar schijn bedriegt, want ook Jiyoung wordt
in haar jonge leven voortdurend geconfronteerd met misstanden: de beste jobs
zijn voorbehouden voor mannen, vrouwen verdienen stelselmatig minder, de eigen
professionele carrière opgeven voor de zorg van de kinderen geldt als
vanzelfsprekend… Kortom, de positie van de vrouw in het hedendaagse Zuid-Korea
is weinig benijdenswaardig.
Opmerkelijk is de vormelijke uitwerking van Cho’s roman.
Het eerste hoofdstuk lijkt op dat van een gewone psychologische roman, maar al
tijdens het tweede hoofdstuk duiken er merkwaardige voetnoten op met referenties
naar statische publicaties in verband met geslachtsverhoudingen, abortus en
informele arbeid. Vanaf de helft van het boek schakelt Cho met haar voetnoten
nóg een versnelling hoger: nu verwijst ze niet alleen naar de bronnen
(rapporten van de OECD en artikels uit The
Economist), maar weeft ze in de doorlopende verhaaltekst zélf ook
percentages over de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de arbeidssituatie van
vrouwen in het bijzonder, en dergelijke meer in, zodat de tekst soms op een
krantenartikel begint te lijken. Het lijkt wel alsof de onrechtvaardigheid in
de samenleving Cho te veel wordt en ze de tekst wil binnendringen door als een
soort van advocaat de zaak van haar vrouwelijke hoofdpersonages te bepleiten en
hun meegemaakt onrecht objectief te staven door middel van extern materiaal.
Het pleit voor de maatschappelijke betrokkenheid van de auteur én zadelt de
lezer met een ongemakkelijke spanning op: leest hij nu een maatschappelijke
roman of een pamflet tegen een onrechtvaardige, vrouwonvriendelijke
maatschappij?
Soms
dreigt Kim Jiyoung, geboren in 1982
te ontsporen, door bijna elke onrechtvaardigheid, tegenslag of moeilijkheid als
een genderissue te zien – ongetwijfeld het resultaat van een lang opgekropte
woede. Daar moet men maar even overheen stappen. Want de lotgevallen van
Jiyoung en haar familie beklijven zodanig dat Cho’s urgente boek de Koreaanse
maatschappij wakker heeft geschud, tot in de hoogste politieke echelons. Maar
ook in het Westen verdient Cho aandachtig gelezen te worden, getuige daarvan de
kansenongelijkheid, loonkloven en glazen plafonds, die ook vandaag nog bestaan.
Nam-joo Cho:
Kim Jiyoung, geboren in 1982, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2020, 160 p.
ISBN 9789038809441. Vertaling van Palsip yi nyeon saeng Kim Jiyeong door Mattho
Mandersloot. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan