Nederlands proza

BOEKEN NR. 4, APRIL 2021

Jan Lauwereyns: Gehuwde rotsen

door Carl De Strycker

Roman’ vermeldt de titelpagina als genreaanduiding van Gehuwde rotsen, het nieuwe boek van Jan Lauwereyns. Voor dit autobiografische geschrift dat herinneringen afwisselt met essayistische passages, filosofische overdenkingen en gedichten lijkt dat een beetje een foute term, al weet ik niet goed hoe je het dan wel zou moeten benoemen. ‘Bekentenissen’ is vast nog de beste omschrijving, want allerlei ongemakkelijke privézaken komen hier aan de orde, zoals de levensstijl van zijn vader, die een gat in zijn hand had en niet vies was van een slippertje, het vertrek van de vader die zijn vrouw achterliet voor een ander, de verkrachting van zijn moeder door haar vader, de moeilijke relatie met de moeder van zijn kinderen, zijn eigen overspel en uiteindelijk de echtscheiding met als gevolg de verwijdering van zijn dochter en zoon, maar vooral: de zelfmoord van zijn moeder, een onderwerp dat Lauwereyns niet loslaat. Het thema dook al op in zijn tweede dichtbundel, Blanke verzen (Lannoo 2001). Daarin schrijft hij:    

‘vorm je welgeteld
één onderwerp, ik,
één werkwoord, dood,
en één lijdend voorwerp,  
mij.’
 
Ook zijn fascinatie voor Paul Celan, de dichter die zichzelf in de Seine verdronk, sluit daarbij aan. In Nouvelle (Koppernik 2015) werd dat persoonlijker. Dat boek opent met een hoofdstuk dat heet ‘Mother tongue is dead’ waarin de ik-figuur krijgt meegedeeld: ‘Ik vond haar, op zolder. Ón dœ køeür.’
 
Die zelfdoding door verhanging is ook in Gehuwde rotsen het centrale onderwerp, en net als in dat ene zinnetje uit Nouvelle wordt het Antwerps daarbij ingezet om daarover te vertellen. Dat heeft te maken met het oproepen van herinneringen, die realistischer zijn en vooral makkelijker te bereiken in het dialect, maar natuurlijk ook met de verbondenheid van de schrijver met zijn moeder, want taal is altijd ook moedertaal. De ingrijpende daad die suïcide is – zowel voor diegene die ze stelt als voor diegenen die achterblijven – roept heel wat vragen op. Uiteraard in de eerste plaats naar het waarom. Heeft dat te maken met het gedrag van de vader? Met de aanranding door haar vader? Of heeft Lauwereyns er (indirect) zelf schuld aan? Zo blijkt de schrijver verwekt tijdens een passionele nacht en komt hij ter wereld als zijn ouders nog heel erg jong zijn. Dat triggert bij hem de hartverscheurende gedachte dat het misschien beter ware geweest als hij nooit geboren was. Ook onderzoekt hij de vraag of zelf je leven beëindigen te rechtvaardigen kan zijn, of misschien zelfs de enige juiste beslissing is (hij gaat flink in discussie met de antinatalistische filosoof David Benatar), en of het voor hem een optie zou kunnen zijn. In een passage over de woorden ‘euthanasie’ en ‘zelfmoord’ komt hij tot de conclusie:
 
‘zelf ben ik sowieso nog niet klaar om zelfmoord te verdedigen, ik denk dat ik liever aan een verdediging van het leven werk, eerst zoveel mogelijk daar verdedigen, vooraleer een bepaald soort einde te accepteren, wanneer dat leven echt niet langer te verdedigen valt’.
 
Op die manier wordt een boek over zelfdoding een boek over leven. Niet alleen wordt een groot stuk van het bestaan van de gestorven ouders hier opgeroepen en zo vastgelegd, ook is het een verantwoording van de eigen keuze voor het leven en biedt het de verklaring voor bepaalde beslissingen in dat leven.
 
Daarbij lijkt taal een cruciaal hulpmiddel: om vat te krijgen op de gebeurtenissen in het verleden en het heden, om herinneringen naar boven te halen, maar ook als bron van kennis en inzicht, want in de taal lijken bepaalde geheimen verborgen die via een dichterlijke taalbehandeling aan de oppervlakte kunnen komen. Zo ontleedt Lauwereyns opnieuw, zoals in De smaak van het geluid van het hart (Poëziecentrum 2011) een kanji (een karakter uit het Japans schrift) en komt hij tot onverwachte inzichten, maar ook met behulp van etymologie, associaties (een techniek die hij ook al toepaste in Iets in ons boog diep), woordspel en het gebruik van titels (zoals bijvoorbeeld ‘de feesten van angst en pijn’ van Paul Van Ostaijen) worden onvermoede verbanden gelegd. Dat taalfilosofische aspect van Gehuwde rotsen is de reden waarom dit boek veel meer is dan de genadeloze zelfanalyse die het op het eerste gezicht lijkt.
 
De auteur is hier een essayist in de ware zin van het woord: zoekend en tastend benadert hij zijn onderwerp. Zelf noemt hij het, met een verwijzing naar de titel van een dichtbundel van Hans Groenewegen, ‘met schrijven zin verzamelen’. Met behulp van zijn notities tracht hij inzicht te krijgen in zijn familiegeschiedenis, en zo ook in zichzelf. Zijn eigen keuzes in het leven – onder andere de langdurige verwijdering van zijn vader, de late toenadering tot zijn halfzussen en de relatiebreuk met zijn eerste echtgenote – beschouwt hij in het licht van de gebeurtenissen uit zijn intieme kring. Die hebben een impact gehad op wie hij nu is; ze zijn levensbepalend geweest. Daarmee is dit een eerlijk, aangrijpend en bijzonder persoonlijk verhaal dat dankzij de poëticale en filosofische laag het particuliere en anekdotische ruimschoots overstijgt. Dat maakt dat het unieke Gehuwde rotsen vele malen interessanter is dan om het even welke al dan niet autobiografische roman.
 
Jan Lauwereyns: Gehuwde rotsen, Koppernik, Amsterdam 2021, 336 p. ISBN 9789083089867

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri