Letterkunde

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2021

Toef Jaeger: De jongens van Barbarber. Hoe een vriendschap het literaire landschap veranderde.

door Dirk De Geest

Het tijdschrift Barbarber (dat van 1958 tot 1971 verscheen) geldt als een monument in de geschiedenis van de Nederlandse letteren. Het blad begon als een soort van grap van enkele studenten, een reactie op de al te grote ernst en grootspraak van de toenmalige literaire scène. Zij richten een ‘tijdschrift voor teksten’ op, dat zich nadrukkelijk ver wilde houden van de prestigieuze literatuur, maar plaats bood voor allerlei teksten: moppen, lijstjes, vondsten maar ook speciaal voor het blad geschreven teksten. Vooral bekend werden de vele ‘ready-mades’, het literaire equivalent van het beroemde fietswiel van Marcel Duchamp: teksten die niet werden geschreven maar ‘ontdekt’ in de werkelijkheid en in de context van Barbarber een andere functie kregen.  

Wat begon als een studentenblad, werd al gauw een echte rage. Dat lag aan het type teksten dat Barbarber publiceerde, maar ook aan het volstrekt aparte, smalle en hoge formaat van het tijdschrift. Iedereen begon teksten in te sturen, ook tal van gevestigde dichters (onder wie een aantal voormalige Vijftigers die gaandeweg voor een meer toegankelijke vorm van literatuur te vinden waren). Barbarber kreeg daardoor veel aanzien in de literaire wereld: het werd voortaan uitgegeven door Querido, er kwam een heuse reeks Barbarberpublicaties, en het blad ging de geschiedenis in als baanbrekend voor het Nieuw-realisme. Dat belang werd nog eens onderstreept door bloemlezingen en een laattijdig monumentaal Barbarberboek.  
 
De jongens van Barbarber
besteedt vooral aandacht aan die geschiedenis. Toef Jaeger kreeg immers toegang tot het immense archief van het tijdschrift (via de medewerking van wijlen K. Schippers). Dat materiaal vormt, samen met de afleveringen van het blad, het uitgangspunt voor dit fraaie boek. De opbouw is chronologisch, vanaf de stichting van het gloednieuwe tijdschrift tot de haast onopgemerkte opheffing ervan, de aanpak vooral anekdotisch. Op basis van de correspondentie heeft Jaeger immers tal van frappante verhalen kunnen reconstrueren, die een fraai beeld ophangen van het onconventionele blad. Haast terloops corrigeert zij daarbij een aantal misverstanden van de literatuurgeschiedenis, onder meer de zogenaamd polemische opstelling van deze jongeren tegenover de experimentele poëzie. Ook de mythe als zou het tijdschrift vooral op improvisatie berusten, verdient enige nuancering. Uit het essay van Jaeger komt vooral naar voren hoe de belangrijkste redacteurs een vrij goed beeld hebben van wat hen voor ogen staat maar vooral hoe ze een zelfde visie op muziek, film en literatuur delen. Veel van die passies hebben trouwens hun neerslag in Barbarber gekregen; denk maar aan de talrijke verwijzingen naar films (zoals Laurel en Hardy) of naar jazzmuziek.
 
Tegelijk staat dat groepsgevoel (dat, blijkens de ondertitel, nogal jongensachtig is) de individuele accenten van de redacteurs niet in de weg. Schippers en Bernlef zijn twee van de drie spilfiguren (de derde, Brands, heeft meer zijpaden bewandeld dan de eigenlijke literatuur) en gaandeweg ontwikkelen ze hun eigen fascinaties. Dat geldt nog meer voor allerlei figuren die rond Barbarber zwerven, van C. Buddingh’ tot Jan Hanlo of Leo Vroman. Ook zij komen hier voor het voetlicht, vooral via hun toch wel merkwaardige correspondentie met de redactie en hun inzendingen. Op die manier wordt de kroniek van het eigenlijke tijdschrift (met de opeenvolgende nummers, de wisseling van uitgever en de themanummers) gecombineerd met allerlei anekdotes en een bijzonder visie op de relatie tussen literatuur en werkelijkheid: speels maar tegelijk ook bijzonder ernstig en filosofisch-diepgaand.
 
Net hierin ligt overigens de belangrijkste beperking van dit boek. De geschiedenis ‘rond’ Barbarber wordt hier weliswaar helder en vernieuwend in perspectief geplaatst, maar de literair-historische bijdrage van het tijdschrift blijft toch wel onderbelicht. Daarvoor ontbreekt het deze kroniek aan omkadering en systematiek. Dat geldt nog meer voor de artistieke context van de neo-avant-garde, die essentieel is om het fenomeen Barbarber te begrijpen. Dat alles is duidelijk werk voor latere onderzoekers, maar met dit fraaie boek krijgen zij veel materiaal aangereikt. En voor de liefhebbers van fijne literatuur is hier een verzameling uitmuntende citaten en teksten die doen verlangen naar een hernieuwde kennismaking met het blad en zijn coryfeeën.  
 
Toef Jaeger: De jongens van Barbarber. Hoe een vriendschap het literaire landschap veranderde, Querido, Amsterdam 2021, 320 p. : ill. ISBN 9789021406466. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri