Baksteen, de tweede roman van Femke Vindevogel, herneemt een aantal
motieven die ook al aan bod kwamen in haar debuut, Confituurwijk.
De focus ligt dit keer vooral op de figuur van de vader en zijn
alcoholverslaving, waaraan ook al werd gerefereerd in de debuutroman. In de
terugblik op haar kindertijd wijst hoofdfiguur Iggy, tot op zekere hoogte het
alter ego van de auteur, op de tijd die voorafgaat aan Confituurwijk.
Over een vrouw die met haar omgebouwde grasmachine, die het midden houdt tussen
een quad en een zitmaaier, alle buurtgeluiden overstemt, noteert Iggy: ‘ze
woonde verderop in de Confituurwijk: een achterstandsbuurt waar we volgens
moeder binnen afzienbare tijd zouden terechtkomen indien vader niet snel met
alimentatie op de proppen kwam.’
Dirk, de vader van Iggy, Pinkeltje en, zoals later zal
blijken, ook van Bowie (de namen die de kinderen hebben meegekregen verwijzen
naar de popsterren die hij mateloos bewonderde), zuipt zich letterlijk de
verdoemenis in. Als hij gedronken heeft, verandert hij in een monster, hij
wordt de driekoppige Cerberus, de hellebewaker. ‘Elke monoloog die over zijn
lippen gleed’, noteert Iggy, ‘had ze al eerder gehoord. Hij was een troubadour
van ellende, een fantast, of beter gezegd, een confabulast; hij verspreidde een
constante stroom van leugens die hij zelf geloofde.’ Opnames in
ontwenningsklinieken en psychiatrische centra helpen hem allerminst vooruit,
‘hier werden geen mensen genezen, maar geconserveerd’). Iggy denkt terug aan de
begrafenis van haar vader:
‘ze kwamen met een
busje, zijn lotgenoten, zijn vrienden, de tandelozen. Twintig aardbeineuzen op
een rij in de kerk. Onder hun mopshondogen een opeenstapeling van doorgezakte
komma’s en gemiste kansen, en trillend, hevig trillend, alsof ze in een vorig
leven chihuahua’s met angststoornissen waren geweest.’
In de marge hier valt te noteren
hoe Femke Vindevogel gedichten van haar hand (hier gaat het om
‘Alcoholverslaafden’, verschenen in Het
Liegend Konijn 2020/1) recycleert in haar prozateksten, een techniek die ze
ook al gebruikte in Confituurwijk.
Wat Baksteen boven het
niveau van een louter egodocument uit tilt en meteen de meerwaarde ervan
uitmaakt als literair artefact, is de manier waarop Vindevogel de metafoor van
de baksteen als overkoepelend motief uitwerkt. Een en ander wordt in gang gezet
als Iggy op zekere dag een zak met bakstenen terugvindt in de inkomhal van haar
woning. Blijkt dat het gaat om de restanten van een muurschildering die haar
vader maakte voor het Sint-Jan de Deo-instituut waar hij was opgenomen. Twee
stenen ontbreken, en de zoektocht ernaar zal Iggy terug bij haar zus Pinkeltje
brengen, die de moed heeft gehad haar thuis de rug toe te keren en die in
Noorwegen rust en stilte heeft gevonden. Iggy zal zelf geen rust vinden
vooraleer ze de waarheid van de afbeelding op deze ontbrekende stukken heeft
achterhaald.
Op
dit niveau krijgt het motief van de steen, zowel voor de vader als voor Iggy,
een symbolische dimensie. De vader heeft zich, in het besef dat zijn verslaving
onomkeerbaar was, in een soort van veiligheid teruggetrokken die hem geboden
wordt door ommuringen: er zijn de muren van de kliniek, er is de Muur van
Berlijn (daarom blijft hij vasthouden aan de waarde van de DDR, waar alles
geregeld was en ‘zekerheid’ bood), daarom ook zijn escapades naar de Duitse
hoofdstad, waar hij een nieuwe geliefde had gevonden. Voor Iggy komt het er in
de eerste plaats op aan de muren te slopen waarachter zij haar onfortuinlijke
kindertijd heeft verstopt. Het is Luka, de vriendin in goede en kwade dagen die
haar erop wijst:
‘Je zwijgt. Je versteent. Je kropt, op. Waarom vertel je nooit iets?’
En het is ook
Luka die, nadat ze eerder een tijdje uit haar leven verdwenen leek, haar ervan
zal overtuigen samen naar Noorwegen af te reizen om daar de band met Pinkeltje
weer aan te halen. Dan weet Iggy: ‘Mijn Muur is gevallen, vergruizeld en
gerecycleerd tot asfalt waarin ik mijn voetafdrukken stamp.’
Baksteen is een roman die
Femke Vindevogel vanuit een innerlijke noodzaak moest schrijven. De roman van
de bevrijding, weg van de beklemmende herinneringen aan een kindertijd die voor
haar definitief eindigde toen ze negen was en door haar vader tegen de grond
werd geslagen. Dan was er alleen nog de verbeelding om voor korte tijd te
vergeten, de weg die haar werd aangereikt door de boeken die ze las. Mathilda
onder meer van Roald Dahl, ‘ik zou kunnen vertellen dat ik een lotgenoot had gevonden,
dat ik net als zij alle kansen aangreep om het mijn vader betaald te zetten
wanneer hij me onheus behandelde.’
Baksteen overtuigt door de openheid en eerlijkheid
waarmee Femke Vindevogel haar herinneringen omsmeedt tot een verhaal-van-de-verbeelding
waarin de personages hun rol komen opeisen.
Femke Vindevogel: Baksteen,
Amsterdam, Van Oorschot 2021, 210 p. ISBN 9789028213081. Distributie Elkedag
Boeken
deze pagina printen of opslaan