Poëzie

BOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2021

Jorge Guillén: Lofzang

door Bart Vonck

De intense beleving van het zijn 

Jorge Guillén (1893-1984) is een Spaans dichter die tot dezelfde generatie (‘van 1927’) als Federico García Lorca behoort. In de jaren 1917-1923 kwam hij in Parijs in contact met het surrealisme en andere avant-gardestromingen. Maar de dichter had toen al een duidelijk beeld van wat zijn poëzie zou zijn: de vrucht van een bewuste en ordenende arbeid en geen overrompelende uitdrukking van het onbewuste. In een gedicht kan een woord een semantische verjonging doormaken, maar de band met de werkelijkheid moet blijven bestaan. Poëzie geeft toegang tot een hoger niveau in de beleving van het zijn.
 
Guillén werkte lang aan zijn grote bundel Cántico. Het boek ontstond als een ‘work in progress’. Na de eerste uitgave (in 1928) volgden nieuwe edities in 1936, 1945 en 1950. Guillén was, zoals zijn vriend de dichter Pedro Salinas, professor poëzie achtereenvolgens in Sevilla, Oxford en Roemenië. Als voorstander van de Republiek werd hij eerst gevangengenomen en daarna weer vrijgelaten. Hij ging in 1938 met zijn familie in ballingschap, eerst naar de Verenigde Staten, later naar Canada. Hij belandde van 1940 tot 1957 in het befaamde Wellesley College in Massachusetts.
 
Hoewel Guillén vaak met de ene bundel Cántico geassocieerd wordt, publiceerde hij nog andere verzamelingen poëzie: Clamor (1957-1963), Homenaje (1967), een eerbetoon aan zijn tweede vrouw Irene Mochi, die hij in Italië leerde kennen en met wie hij in 1961 in het huwelijksbootje trad, Y otros poemas (1973) en Final (1981). Na de dood van Franco keerde de dichter in 1975 naar Spanje terug en vestigde hij zich definitief in Málaga. Guillén was ook een verfijnde poëziecriticus. Daarvan getuigt onder meer het boek Lenguaje y poesía uit 1962.
 
De Nederlandse schrijfster en vertaalster Barber van de Pol vertaalde vijfendertig gedichten uit Guilléns eersteling Cántico. Daarmee publiceert ze de grootste (maar niet de enige) bloemlezing van de Spaanse dichter in het Nederlands (ook Peter Verstegen waagde zich eerder in De Tweede Ronde aan veertien gedichten). In haar voorwoord wijst Van de Pol erop dat de dichter ‘abstracties die leven’ schrijft: de ‘concrete dingen [worden] in hun wezen betrapt en geabstraheerd’. Guillén slaagt erin ‘om de wisselwerking tussen wezenlijk zijn en zijn als een soort acteren op te roepen’. Dat komt tot uiting in de twee werkwoorden die in het Spaans ‘zijn’ betekenen, ‘ser’ en ‘estar’. De vertaalster wil terecht ‘de twee zijnstoestanden ook in het Nederlands dicht bij elkaar houden in hun diffuse, poreuze verschil’. Ze beschrijft als volgt wat vaak in deze poëzie gebeurt: ‘In veel van zijn gedichten maak je mee hoe de ‘ik’ tijdens het ontwaken of een ander beginnend proces met woorden de ruimte neemt.’ En ze vult aan: ‘Hij [de dichter] krijgt lucht van zichzelf, veert mentaal op en wordt enthousiast benoemend deel van een wereld waarin licht, klank en kleur zich formeren tot dingen.’
 
Van de Pol waarschuwt de lezer: ‘Een vertaling is nooit neutraal. Zo zijn er abstracta die ik moeilijk uit mijn pen krijg en sommige daarvan zijn essentieel.’ ‘Ziel’ is zo’n woord, en ‘perfectie’. De oplossingen die Barber van de Pol aanreikt, liggen niet altijd voor de hand, en introduceren andere abstracta (bijvoorbeeld ‘summum’, of de vergezochte Duitse woorden ‘Bejahung’ en ‘Werdegang’), die naar mijn aanvoelen in hetzelfde bedje ziek zijn. Maar ‘verschiet’ voor ‘más allá’ (‘voorbij’, ‘verder dan’) is een elegante oplossing. Ik stoorde me aan de overdaad van uit het Spaans of Frans overgewaaide woorden: ‘centreren’, ‘mysteries’ (voor de Spaanse ‘raadsels’), ‘convergeert’, ‘lanceert’, ‘infiltreren’, ‘collaboreert’.
 
Waar de verzen vrij zijn, behoudt de vertaalster vanzelfsprekend die vrijheid. Maar er zijn ook vele strakkere gedichten en Van de Pol hanteert dan niet onaardig een vaste vorm, ook metrisch. Naast de kortere, gedrongen gedichten, koos Van de Pol ook de ‘Nacht van de ridder’ (een toespeling op het eerste hoofdstuk van de Don Quichot), een lange, driedelige tekst die ook in het Nederlands een soepel en krachtig gedicht is geworden.
 
Deze tweetalige uitgave is zeker geslaagd, ondanks de twee minpunten die ik eerder aangaf. Ik besluit met de vertaling van de enige strofe van het gedicht ‘Slapend lief’, in het Spaans én het Nederlands zeer geslaagd:
 
‘Je sliep en zou ineens je armen om me slaan,
Omsloot mijn slapeloosheid. Joeg je onbeschroomd
De wakkere nacht zo weg bij de gevangen maan?
Jouw droom omhulde me, ik voelde me gedroomd.’
 
Guillén beaamt gedrongen poëtisch de volheid van het leven.
 
Jorge Guillén: Lofzang, Vleugels, s.l. 2021, 115 p. ISBN 9789493186453. Vertaling uit het Spaans door Barber van de Pol


deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri