Letterkunde

BOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2021

Marita Mathijsen: L: De Lezer van de 19de Eeuw

door Christophe Van Eecke

De literatuurgeschiedenis vertelt ons wat de canon van de Nederlandse literatuur is, welke boeken tellen als belangrijk of representatief voor een bepaalde periode, en hoe de literatuur zich doorheen de geschiedenis heeft ontwikkeld van hoogtepunt tot hoogtepunt. Maar vertelt die literatuurgeschiedenis ons ook iets over wat er effectief werd gelezen? Die vraag is het uitgangspunt van Marita Mathijsens nieuwe boek, waarin ze aan de hand van de fictieve lezer L, die een doorsnee is van alle mensen die in de negentiende eeuw boeken lazen, een beeld probeert te reconstrueren van wat mensen echt ter hand namen en wat ze ervan vonden.  

Daarbij valt vrijwel meteen op dat de officiële literatuurgeschiedenis heel wat onvermeld laat: van schotschriften en gelegenheidsdichten tot damesromans, populaire feuilletons, schandaalliteratuur, historische romans, en pretentieloos amusement. Het merendeel van wat negentiende-eeuwse lezers lazen, kwam nooit in de officiële literatuurgeschiedenis terecht en is nu volkomen vergeten. Mathijsen graaft diep in eigentijdse bronnen om een deel van die verdoken geschiedenis aan het licht te brengen.
 
Zo creëert ze een panorama dat begint met de nadagen van de achttiende eeuw en dat zich stelselmatig verbreedt naarmate de negentiende eeuw vordert en nieuwe tendenzen ontstaan, van de historische en realistische roman tot de emancipatorische roman, de geëngageerde literatuur, maar ook de jeugdliteratuur en de literaire tijdschriften. Boeken werden voorgelezen, circuleerden in leesbibliotheken, of werden (vooral naarmate de eeuw vorderde) gekocht voor persoonlijk gebruik. Wat vandaag als canoniek geldt, werd toen vaak over het hoofd gezien, terwijl de bestsellers en literaire hoogvliegers van toen nu volkomen zijn ondergesneeuwd.
 
Het is een boeiend en rijk panorama, handig verpakt in periodes die zijn opgehangen aan kantelmomenten in de eeuw (1814, 1830, 1848, 1869). Telkens onderzoekt Mathijsen wat er gepubliceerd werd, wat er (voor zover wij kunnen nagaan) effectief gelezen werd, en in welke mate, wat de literaire pers erover zei, wie de bestsellers scoorde, welke maatschappelijke contexten de literaire productie beïnvloedden (rampen en ongelukken leidden steevast tot een stroom van steunschriften, net zoals koninklijke huwelijken en geboortes zeeën van juichdichten teweegbrachten) en wie de spreekwoordelijke top tien (die toen nog niet bestond) bevolkten. Internationale invloeden (zoals de opkomst van de historische roman in het spoor van Walter Scott) laten hun sporen na in de Nederlandse letteren. De Vlaamse literatuur is daarentegen opvallend afwezig, al komt Conscience nu en dan even piepen. Maar het valt op: Vlaanderen was een ver buitenland, schijnbaar verder dan Duitsland of Frankrijk, en aangezien Mathijsen zich op Nederland focust komt er bijna geen Vlaming aan haar verhaal te pas.
 
Mathijsen past ook een eigenzinnige kunstgreep toe. Via de dagboeknotities van een fictieve abstracte lezer L, die in blauwe druk van de hoofdtekst zijn gescheiden en waarin Mathijsen probeert in de geest van verschillende eigentijdse lezers te kruipen (zowel man als vrouw), biedt ze ons een proeve van de publieksrespons op de heersende literaire modes. Dat laatste is het opmerkelijkste aan het boek: Mathijsen speculeert over hoe lezers toen over hun lectuur zouden hebben gedacht en geschreven, weliswaar op basis van historische bronnen, maar desalniettemin is dit een vorm van fictie die parallel loopt aan het hoofdverhaal. Het is een ingreep die werkt, maar die soms wel de hoofdlijn wat vertraagt. Deze interventies zijn vooral ook vaak een gelegenheid om populaire romans uit die tijd samen te vatten.
 
Dit is een rijk en leerrijk boek, dat bovendien zeer toegankelijk is geschreven. De bronvermelding is wat karig en we hadden graag wat meer precieze verwijzingen gehad omtrent de plaatsen waar Mathijsen haar informatie haalt, niet omdat we haar kennis en oordeel niet vertrouwen (want dat doen we wel) maar omdat de lezer dan meer aanknopingspunten had gehad om zelf achtergronden te gaan uitpluizen waardoor hij of zij tijdens de lectuur geboeid raakt. Mathijsen slaagt er in elk geval in om ons enthousiast te maken voor vergeten werken uit de negentiende eeuw: een heruitgave van Jacob van Lenneps De lotgevallen van Klaasje Zevenster (1865-‘66) zou bijvoorbeeld zeer welkom zijn, net als het werk van mevrouw Bosboom-Toussaint.
 
Ten slotte is het een enorme meerwaarde dat Mathijsens boek rijkelijk is geïllustreerd met reproducties van boekkaften, illustraties, gravures, brochures, schotschriften en dies meer, en dat allemaal bovendien rijkelijk in kleur. We mogen dan ook concluderen dat Mathijsen hier een originele en waardevolle alternatieve geschiedenis van de negentiende-eeuwse Nederlandse literatuur heeft geschreven, een heldere en rijkgevulde parallelle vertelling naast de traditionele literatuurgeschiedenis, en bovendien zo vlot en toegankelijk dat ze ook voor enthousiaste burgers en studerende jongelui heel laagdrempelig maar toch op wetenschappelijk niveau een hele reeks kijkdeuren op de onuitputtelijke burgerlijke eeuw opent.
 
Marita Mathijsen: L: De Lezer van de 19de Eeuw, Balans, Amsterdam 2021, 464 p. : ill. ISBN 9789463821780. Pelckmans Uitgevers

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri