De
literatuurgeschiedenis vertelt ons wat de canon van de Nederlandse literatuur
is, welke boeken tellen als belangrijk of representatief voor een bepaalde
periode, en hoe de literatuur zich doorheen de geschiedenis heeft ontwikkeld
van hoogtepunt tot hoogtepunt. Maar vertelt die literatuurgeschiedenis ons ook
iets over wat er effectief werd gelezen? Die vraag is het uitgangspunt van
Marita Mathijsens nieuwe boek, waarin ze aan de hand van de fictieve lezer L,
die een doorsnee is van alle mensen die in de negentiende eeuw boeken lazen,
een beeld probeert te reconstrueren van wat mensen echt ter hand namen en wat
ze ervan vonden.
Daarbij valt vrijwel meteen op dat de officiële literatuurgeschiedenis
heel wat onvermeld laat: van schotschriften en gelegenheidsdichten tot
damesromans, populaire feuilletons, schandaalliteratuur, historische romans, en
pretentieloos amusement. Het merendeel van wat negentiende-eeuwse lezers lazen,
kwam nooit in de officiële literatuurgeschiedenis terecht en is nu volkomen
vergeten. Mathijsen graaft diep in eigentijdse bronnen om een deel van die
verdoken geschiedenis aan het licht te brengen.
Zo creëert ze een panorama dat
begint met de nadagen van de achttiende eeuw en dat zich stelselmatig verbreedt
naarmate de negentiende eeuw vordert en nieuwe tendenzen ontstaan, van de
historische en realistische roman tot de emancipatorische roman, de
geëngageerde literatuur, maar ook de jeugdliteratuur en de literaire
tijdschriften. Boeken werden voorgelezen, circuleerden in leesbibliotheken, of
werden (vooral naarmate de eeuw vorderde) gekocht voor persoonlijk gebruik. Wat
vandaag als canoniek geldt, werd toen vaak over het hoofd gezien, terwijl de
bestsellers en literaire hoogvliegers van toen nu volkomen zijn ondergesneeuwd.
Het is een
boeiend en rijk panorama, handig verpakt in periodes die zijn opgehangen aan
kantelmomenten in de eeuw (1814, 1830, 1848, 1869). Telkens onderzoekt
Mathijsen wat er gepubliceerd werd, wat er (voor zover wij kunnen nagaan)
effectief gelezen werd, en in welke mate, wat de literaire pers erover zei, wie
de bestsellers scoorde, welke maatschappelijke contexten de literaire productie
beïnvloedden (rampen en ongelukken leidden steevast tot een stroom van
steunschriften, net zoals koninklijke huwelijken en geboortes zeeën van
juichdichten teweegbrachten) en wie de spreekwoordelijke top tien (die toen nog
niet bestond) bevolkten. Internationale invloeden (zoals de opkomst van de
historische roman in het spoor van Walter Scott) laten hun sporen na in de
Nederlandse letteren. De Vlaamse literatuur is daarentegen opvallend afwezig,
al komt Conscience nu en dan even piepen. Maar het valt op: Vlaanderen was een
ver buitenland, schijnbaar verder dan Duitsland of Frankrijk, en aangezien
Mathijsen zich op Nederland focust komt er bijna geen Vlaming aan haar verhaal
te pas.
Mathijsen
past ook een eigenzinnige kunstgreep toe. Via de dagboeknotities van een
fictieve abstracte lezer L, die in blauwe druk van de hoofdtekst zijn
gescheiden en waarin Mathijsen probeert in de geest van verschillende
eigentijdse lezers te kruipen (zowel man als vrouw), biedt ze ons een proeve
van de publieksrespons op de heersende literaire modes. Dat laatste is het
opmerkelijkste aan het boek: Mathijsen speculeert over hoe lezers toen over hun
lectuur zouden hebben gedacht en geschreven, weliswaar op basis van historische
bronnen, maar desalniettemin is dit een vorm van fictie die parallel loopt aan
het hoofdverhaal. Het is een ingreep die werkt, maar die soms wel de hoofdlijn
wat vertraagt. Deze interventies zijn vooral ook vaak een gelegenheid om
populaire romans uit die tijd samen te vatten.
Dit is een rijk en leerrijk
boek, dat bovendien zeer toegankelijk is geschreven. De bronvermelding is wat
karig en we hadden graag wat meer precieze verwijzingen gehad omtrent de
plaatsen waar Mathijsen haar informatie haalt, niet omdat we haar kennis en oordeel
niet vertrouwen (want dat doen we wel) maar omdat de lezer dan meer
aanknopingspunten had gehad om zelf achtergronden te gaan uitpluizen waardoor
hij of zij tijdens de lectuur geboeid raakt. Mathijsen slaagt er in elk geval
in om ons enthousiast te maken voor vergeten werken uit de negentiende eeuw:
een heruitgave van Jacob van Lenneps De lotgevallen van Klaasje Zevenster
(1865-‘66) zou bijvoorbeeld zeer welkom zijn, net als het werk van mevrouw
Bosboom-Toussaint.
Ten slotte is het een enorme meerwaarde dat Mathijsens boek rijkelijk is
geïllustreerd met reproducties van boekkaften, illustraties, gravures,
brochures, schotschriften en dies meer, en dat allemaal bovendien rijkelijk in
kleur. We mogen dan ook concluderen dat Mathijsen hier een originele en
waardevolle alternatieve geschiedenis van de negentiende-eeuwse Nederlandse
literatuur heeft geschreven, een heldere en rijkgevulde parallelle vertelling
naast de traditionele literatuurgeschiedenis, en bovendien zo vlot en
toegankelijk dat ze ook voor enthousiaste burgers en studerende jongelui heel
laagdrempelig maar toch op wetenschappelijk niveau een hele reeks kijkdeuren op
de onuitputtelijke burgerlijke eeuw opent.
Marita Mathijsen: L: De Lezer
van de 19de Eeuw, Balans, Amsterdam 2021, 464 p. : ill. ISBN 9789463821780. Pelckmans
Uitgevers
deze pagina printen of opslaan