Sloop opent met de componiste Alice Augustus, die ontzet
naar een filmpje kijkt. Daarin verbrijzelt een sloopkogel het kind dat
afgebeeld is op het wandreliëf ‘Touwtjespringend meisje’. Dit kunstwerk is van
de schilder Co Westerik. Het prijkte van 1976 tot 1988 op een muur van het
politiebureau in Rotterdam, en siert nu de cover van Anna Enquists roman. De
neerstortende cascade van gebroken bakstenen raakt Alice, omdat het tafereel bij
haar herinneringen oproept aan waardevolle dingen die in haar eigen leven stukgegaan
zijn.
Anna
Enquist reconstrueert Alice’ leven in korte hoofdstukken waarin ze afwisselend
op het heden en het verleden inzoomt. We leren Alice kennen als studente aan
het conservatorium. Ze kiest voor de richting compositie, waarin ze als meisje
een buitenbeentje is. Met haar eindexamenstuk levert ze meteen een
visitekaartje af. Ze schrijft vervolgens kamermuziek en werken voor symfonieorkest.
Haar bankrekening wordt evenwel vooral gespijsd door reclamejingles, die ze
onder een schuilnaam de wereld in stuurt. Ze leert haar man, Mark, kennen, wanneer
het kantoor waarvoor hij fiscaal jurist is, een beroep doet op het
reclamebureau waar ze mee samenwerkt.
Zo sterk als ze professioneel in
haar schoenen staat, zo onzeker is ze op persoonlijk vlak. Dat hangt in hoge
mate samen met de kille houding van haar moeder en de desinteresse van haar
vader, waar ze sinds haar kindertijd onder lijdt. Intussen is ze tegen de
veertig en staat haar leven voor een groot deel in het teken van de praktische
en emotionele poespas van een fertiliteitsbehandeling. Haar kinderwens is een centraal
dilemma in de roman. Al tijdens haar opleiding kreeg Alice namelijk te horen
dat een carrière als componiste niet te verenigen valt met het moederschap.
Immers, een kind vreet aan je wilskracht en je concentratie, zo heette het.
Terwijl ze
volop worstelt met haar kinderwens en de twijfels die ermee gepaard gaan, zwoegt
ze op verzoek van de Koninklijke Symfonie aan de creatie van een jubileumstuk
voor orkest. Ze wil daarbij het tableau verklanken van Co Westeriks touwtjespringend
meisje, dat bezwijkt onder de sloopkogel. Uit de beelden en gedachten die al
doende uit haar diepste binnenste opborrelen, spreekt veel onmacht en ook woede
over slechts half of helemaal niet verwerkte puinhopen in haar eigen leven.
Alice koestert
een grote bewondering voor Joseph Haydn en voelt zich eveneens verbonden met de
mens achter de Oostenrijkse componist. Dat hij geen kinderen heeft, speelt daarbij
een rol, net als zijn hopeloze liefde voor een goede vriendin en de weerzin die
hij voelt bij zijn afhankelijkheid van opdrachtgevers, die pas met geld over de
brug komen wanneer hun wensen ingewilligd worden.
Anna Enquist (1945) is naast
schrijver-dichter ook een klassiek geschoolde pianiste en een psychoanalytica. In Sloop, net als in veel van haar eerdere werk,
verweeft ze psychologie en klassieke muziek tot een bedding waarlangs haar
personages hun weg zoeken. In het geval van Alice knagen emotionele trauma’s dermate
aan haar, dat ze nergens nog vreugde in vindt, ook niet in de dingen, waar
ze van houdt én goed in is. Voortdurend wordt ze verpletterd door een gloeiend
gemis. Haar vertwijfeling culmineert aan het eind in haar ontreddering bij het overdonderende
applaus na de uitvoering van haar jubileumstuk. Doordat in haar ogen alles om
haar heen continu lijkt te verbrokkelen, is de ondertoon van Sloop er dan
ook een van veel onvrede.
Anna Enquist:
Sloop, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021. 296 p. ISBN 9789029545136.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan