‘Wie doel treft, mist alles’
Van een van de grote naoorlogse
Midden-Europese schrijvers, de uiteindelijk naar Frankrijk geëmigreerde
Hongaars-Montenegrijnse Joegoslaaf Danilo Kiš (1935-1989), is eindelijk weer iets
in het Nederlands beschikbaar: de zeer diverse, nu eens poëtische, dan weer
poëticale, dan wel polemische, altijd weloverwogen en scherpzinnige
verzamelbundel Homo poëticus. Ik zeg het bezorger Guido Snel na: ‘De
hoop is dat [door deze Privé-domein-uitgave, hj] de eerdere vertalingen van de
romans en de verhalenbundels via een herdruk opnieuw hun weg naar de
Nederlandse lezer zullen vinden.’
Danilo Kiš – Daniël (om héél precies te zijn Daantje) Klein
dus, Slavische voornaam, Hongaarse achternaam (op zijn Servisch gespeld) – is
alweer onvoorstelbaar lang wijlen, hij overleed op 15 oktober 1989 in Parijs,
op zijn 54ste, longkanker, en ook zijn boeken, althans voor zover in het
Nederlands vertaald, zijn alleen nog antiquarisch te vinden. Dat zijn, want ze
zijn stuk voor stuk de moeite van het lezen waard, de verhalenbundels Kinderleed
(1991), Een grafmonument voor Boris Davidovitsj (1983), Encyclopedie
van de doden (1985) en De luit en de littekens (1996), en de romans Tuin,
as (1991) en Zandloper (1989), alle destijds verschenen bij De
Bezige Bij. Kinderleed, Tuin, as en Zandloper werden later
gebundeld en als ‘autobiografische trilogie’ gepubliceerd onder de titel Familiecircus.
Het is dus
zeer toe te juichen dat De Arbeiderspers Kiš in haar serie Privé-domein toch
weer tot leven wekt voor de Nederlandstalige lezer, ‘deze kinderlijke,
goedhartige, vermakelijk uitbundige, langbenige clown met zijn zware stem, deze
wijze en voortreffelijke schrijver, deze verrukkelijke man die met zijn warrige
haardos tot aan zijn dood het uiterlijk van een schooljongen behield’, zoals
zijn Hongaarse collega en lot- en leeftijdsgenoot György Konrád eens over hem
schreef, eraan toevoegend ‘in zijn boeken [is hij] voortdurend gepreoccupeerd
door de dood. Hij was een van ons, een broeder.’
Homo poëticus (de titel
is dezelfde als die van een bundel essays en interviews die in 1983 verscheen,
maar dit boek is daar geen vertaling van, al bevat het er wel een paar stukken
uit) is een zeer diverse verzameling, die de ondertitel ‘Leven, reizen,
literatuur. Autobiografische stukken, essays, polemieken’ volkomen recht doet.
En daarmee ook de schrijver Kiš, die nooit enkelvoudig schreef (en dus soms een
wat weerbarstige auteur was; met alle liefde en respect vind ik bijvoorbeeld de
aanloop van Zandloper aan de taaie, aan de destijds opgeld doende
techniek van de nouveau roman schatplichtige kant) en die steeds
op zoek was naar ‘de genade van de vorm’ – en specifieke ervaringen en
vertelinhouden vroegen in zijn poëtica om specifiek op hén toegesneden, en dus
diverse vormen.
Zoals bezorger Guido Snel stelt in zijn uitstekende nawoord (alleen
jammer van de dwaze pseudolollige term ‘veralgemeniseren’ die hij zich ergens
laat ontglippen, en die in een neutrale betogende tekst werkelijk niets te
zoeken heeft):
‘Het landschap van de Europese
letteren, met Parijs als hoofdstad, misschien wel van een “mondiale republiek
der letteren” (Pascale Casanova), dat Kiš na zijn dood naliet was wel degelijk
veranderd. Samen met auteurs als Milan Kundera, Bohumil Hrabal, Wysława
Szymborska, Aleksandar Tišma, Herta Müller en Péter Esterházy hadden ze de
Europese blik ook op het midden, oosten en zuidoosten van het continent weten
te vestigen, de uitgestrekte regio tussen het Duitse en het Russische
taalgebied. En met hun werk was een heel eigen historische ervaring de Europese
literatuur binnengetreden (en was West-Europa iets minder provinciaal
geworden): schrijven op de ashoop van de Holocaust, in het knekelhuis van de Goelag,
onder het cynische juk van het socialisme.
Maar meer nog dan in het werk van
zijn mede-Midden-Europeanen schuilt de wijde wereld in het werk van Kiš. Er
lopen lijnen naar de uiterste randen van Europa, naar het Galicië van [Bruno]
Schulz en het Odessa van [Isaak] Babel. Maar ook naar het Buenos Aires van
Borges en van Edgardo Cozarinsky, naar het Mexico-stad en Ciudad Juárez van
[Roberto] Bolaño, het New York van Cynthia Ozick en Susan Sontag, het Chicago
van Aleksandar Hemon. Iedere schrijver, ieder oeuvre creëert zijn eigen
voorgangers, schreef Borges al. En soms, zou je Kiš kunnen parafraseren,
hertekent een schrijver ook de kaart van de wereldliteratuur.’
Zo is het.
Opmerkelijk is
hoezeer de vurige, opbruisende Kiš telkens op de rem ging staan om al te
enkelvoudige emotionaliteit uit zijn teksten (de polemische wellicht
uitgezonderd) te weren. Danilo Kiš had, kun je toch echt wel zeggen, een buiten
het gewone vallende levensloop (zijn joods-Hongaarse vader ontsnapte tijdens de
oorlog één keer als bij mirakel aan een zekere dood door toedoen van fanatieke
antisemieten, maar helaas geen tweede: hij werd in 1945 in Auschwitz vermoord;
Kiš Montenegrijnse moeder stierf in 1947, zodat de toen twaalfjarige jongen en
zijn iets oudere zuster als wezen in huis kwamen bij familie van hun moeder in
de vroegere hoofdstad Cetinje; hij zou zich uiteindelijk, na decennia van
pendelen, in 1979 definitief in Frankrijk vestigen, enz.). Toch was hij een
gezworen vijand van autobiografisch schrijven – ondanks de hierboven al
genoemde trilogie, maar die is dan ook autobiografisch op zijn, Kiš’,
strenge voorwaarden –, én ook van de klassieke ‘geëngageerde’ literatuur
(die hij, heel kort samengevat, zowel willekeurigheid als banaliteit verweet.
En ook wel, al te vaak, morele blindheid. De striemen voor fellow travellers
Sartre en Beauvoir en huns gelijken komen áán).
Een vraag naar het eerste, in
het in deze bundeling opgenomen vraaggesprek met de Zweedse literaire
journalist Gabi Gleichmann, ontlokte hem dit antwoord:
‘Literatuur streeft natuurlijk naar iets wat bijzonder is
om via dat bijzondere te komen tot het algemene, maar anderzijds heeft elke
bijzonderheid, elk levensfeit, dat wat u onderscheidt van anderen, dat wat
uiteindelijk privé is, [...] zolang het niet in literatuur is omgezet, het
effect van een bult op het gezicht of een lichamelijk gebrek. Literatuur teert
op het bijzondere, het individuele, en tracht dit bijzondere, zonder het al te
zeer tekort te doen, te integreren in het algemene. Vandaar een zekere
weerstand van mijn kant om mijn werk te herleiden tot mijn leven, vandaar mijn
verzet ook tegen iedere literaire biografie die dat bijzondere te zeer
benadrukt en die er niet in is geslaagd [het] te integreren in de algemeenheid
van het menselijk lot, vandaar ook mijn weerstand tegen iedere vorm van
“minderheidsliteratuur”, tegen ieder literair getto: feminisme,
homoseksualiteit, jodendom als dominant kenmerk, voor mij allemaal vormen van
reductionisme. Om maar te zwijgen van ideologisch reductionisme.’
En wat verderop, zeer
veelzeggend: ‘Deze scène [namelijk het passen van de gele ster die zijn moeder
voor zijn vader en voor hem, de halfjoodse zoon, had genaaid, maar die Danilo –
doordat hij op zijn vijfde christelijk gedoopt was? – daarna, anders dan zijn
vader, nooit heeft hoeven te dragen] heb ik nooit beschreven in mijn
prozawerken, want ze leek me te sterk, te beladen, net als trouwens zovele
andere waarvoor ik niet het ironische tegenwicht kon vinden om ze te
neutraliseren. Weet u, er zit iets afstotelijks in lijden.’
Ook van nationalisme moest Kiš
niets hebben – zijn voortijdige dood bespaarde hem de barbarij van de
etnocentrische oorlogen waarin zijn moederland vanaf 1991 zou wegzinken. In Homo
poëticus vinden we over dit thema enige zeer raillerende passages in het –
voor de liefhebbers van het genre: uitstekende – polemische schotschrift uit
1978 De anatomische les (waarvan de aanleiding een zowel uit stupiditeit
als kwaadwilligheid geboren beschuldiging van plagiaat was tegen zijn
roman-in-verhalen Een grafmonument voor Boris Davidovitsj).
‘Nationalisme is de
ideologie van het banale. Nationalisme is daarom een totalitaire ideologie. [...]
Nationalisme is kitsch [...]. Nationalisme leeft van relativisme. Er bestaan
geen algemene waarden, esthetisch, ethisch of anderszins. Er bestaan enkel
relatieve waarden. En in dit opzicht is nationalisme vooral achterlijkheid. [...]
De doelen van het nationalisme zijn altijd haalbare doelen, haalbaar
omdat ze bescheiden zijn, bescheiden omdat ze achterbaks zijn. Er wordt niet
hoog gesprongen, er worden geen keien geworpen om het beste uit jezelf te
halen, maar om de anderen te overklassen, het handjevol dat zo eender is en
toch zo verschillend en om wie het spel in de eerste plaats begonnen was. De
nationalist is, zoals we al vaststelden, voor niemand bang, behalve voor zijn
broeder. Maar dat is dan ook een existentiële, pathologische angst: een
overwinning van zijn uitverkoren vijand, de ander, zou zijn absolute
nederlaag betekenen, het einde van zijn eigen wezen.’
Men zou kunnen tegenwerpen: dit
geldt misschien niet per se voor nationalisme als zodanig, maar zeker wel voor
pathologisch nationalisme. Dat overigens later, kun je niet anders dan
vaststellen, onder Slobodan Milošević (maar evenzeer onder diens Kroatische en
Bosnische evenknieën) inderdaad volkomen aan de net gegeven beschrijving zou
beantwoorden.
Niet iedere alinea van dit boek van een ‘bastaardschrijver’, zoals
Kiš’ zichzelf ergens noemt, grift zich onuitwisbaar in je geheugen. Maar zijn
eigenzinnigheid, zijn afkeer van sentimentaliteit en kitsch, tegelijk zijn
gepassioneerde gedrevenheid voor ware literatuur (dit boek is op slag zonder
meer een ijkpunt in de oude vorm-of-ventdiscussie die periodiek in de letteren
oplaait) maken Homo poëticus toch tot een bijzondere leeservaring. De
twee essays in deel drie over de goelagoverlevenden Varlam Sjalamov en Karlo
Štajner behoren beslist tot de hoogtepunten van de bundel. Maar ik wil
besluiten met deze fonkelende, welhaast talmoedische maxime uit het (overigens
van fonkelende maximes wemelende) schitterende slotstuk van dat derde deel,
‘Raadgevingen aan de jonge schrijver’:
‘Houd altijd het volgende idee
in gedachten: “Wie doel treft, mist alles.”’
Danilo Kiš: Homo poëticus.
Leven, reizen, literatuur, De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 296 p. ISBN 9789029529099. Vertaling uit het Servo-Kroatisch van delen van Život,
Literatura, Skladište, Homo Poeticus, Čas anatomije
door Reina Dokter en Pavle Trkulja. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan