De
Letterdodersclub bestaat
uit een verzameling verhalen die bijeengehouden worden door een raamvertelling.
In een sfeervolle ruimte met open haard, zware fauteuils en lege boekenplanken,
komen elke zaterdag mannen in het geheim samen om elkaar verhalen te vertellen.
Wat hen bindt is hun afkeer om literatuur aan het papier toe te vertrouwen. Ze
willen hun literatuur puur houden door hun verhalen te beschouwen als louter
concepties; ze noemen elkaar dan ook ‘concipeerders'. Voorzitter Zez is
duidelijk: ‘Nee, er is in de wereld maar één ding dat ik werkelijk verafschuw:
letters.’ De verhalen worden verteld, maar ook besproken en van commentaar
voorzien door de mede-concipeerders, waardoor ook het vertellen zelf tot
onderwerp wordt gemaakt. Ondertussen groeit de achterdocht tussen de leden van
het genootschap waardoor uiteindelijk ook iemand breekt met de club.
Elke zaterdagavond
neemt iemand het woord en vertelt een ‘conceptie’. Net zoals in Autobiografie van een lijk en andere
verhalen zijn die verhalen krankzinnig en absurd.
Door de eerste spreker wordt Hamlet verteld vanuit het perspectief van Guildenstern
en Rosencrantz. Guildenstern wordt gesplitst in twee personages: Guilden en
Stern. Bovendien speelt Richard Burbage, de allereerste vertolker van Hamlet,
een rol, en niet die van Hamlet maar wel die van Stern. Het toneelstuk wordt op
een metaniveau getild door ook ‘De Rol’ een rol te laten spelen. In het tweede
verhaal maken we kennis met een geestelijke die om iets bij te verdienen ook de
rol van nar speelt. Hij is verdwaald tussen kerk en kermistent en verandert van
rol door zijn soutane te verwisselen met het narrenpak. Het derde verhaal is
het langste. Het is een dystopische vertelling over de uitvinding van een
bacterie die het mogelijk maakt om de wil van de burgers van een staat af te
zonderen van hun motorische vaardigheden. Op die manier kan de staat een op
wetenschap gebaseerde controle uitoefenen over de onderdanen en ze gratis arbeid
laten verrichten ten behoeve van de gemeenschap. Het volgende verhaal is de absurde
queeste van drie vrienden naar wat de belangrijkste functie is van de mond: praten,
eten of kussen. In het laatste verhaal geraakt een dode Romeinse man niet aan
de overkant van de rivier Acheron omdat door een ongelukkig toeval het
betaalmiddel voor de veerman Charon is verdwenen. Op die manier blijft de man
eeuwig in het schimmenrijk tussen leven en dood. Dit verhaal wordt abrupt
afgebroken en kent geen einde.
Onder de laag van absurdisme en fantasie ligt bij
Krzjizjanovski altijd een filosofische laag. In De Letterdodersclub wordt
onder andere verwezen naar Aristoteles, Descartes en Kant. In het verhaal over
Hamlet wordt de vraag gesteld naar de betekenis van het spelen van een bepaalde
rol en of de rol niet ook de overhand krijgt op de speler. In het dystopische verhaal
staat de eeuwenoude discussie over het determinisme en de vrije wil centraal.
Bovendien wordt de rol van politiek en, indirect, dat van elk totaliserend systeem,
zoals dat van religie, bekritiseerd. In het verhaal over de mond wordt gewezen
op de limieten van kennis:
‘Tja, het land der vragen wordt almaar groter en rijker,
het land der vragen komt almaar weelderiger tot bloei, in almaar bontere en
fellere kleurschakeringen. Maar het land der antwoorden is desolaat, armoedig
en troosteloos […].’
In de laatste twee verhalen wordt het verhaal opnieuw onderbroken door de
luisteraars die het verhaal bekritiseren, herinterpreteren en een andere
wending willen geven. Hierdoor wordt na het vierde verhaal plots een geheel
nieuw verhaal verteld en het laatste verhaal wordt niet door de oorspronkelijke
spreker afgemaakt, maar zijn mede-concipeerders doen wel een poging om een
einde te verzinnen. Hierdoor wordt de vraag gesteld naar de betekenis en de
grenzen van het narratieve. Het geheel kan bovendien worden gelezen als een ode
aan de oude orale traditie en tegelijk als een zoektocht naar het belang van
woorden.
De
Letterdodersclub is het tweede boek van de Russische Sigizmoend
Krzjizjanovski (1887-1950) dat wordt uitgegeven door Uitgeverij Vleugels. Eerder
verscheen de verhalenbundel Autobiografie van een lijk en andere verhalen (2020),
waarin de meest absurde, surrealistische en fantastische vertellingen
werden opgenomen. Vertellingen die tijdens het leven van de auteur niet door de
censuur van het socialistisch realisme geraakten, waardoor de auteur tijdens
zijn leven geen erkenning kreeg. Recensenten vergeleken Krzjizjanovski met Edgar
Allan Poe en Gogol, maar ook met Kafka en Calvino. Het is ondertussen een
gemeenplaats om Krzjizjanovski de Russische Borges te noemen. Dit alles mag
niet doen vermoeden dat Krzjizjanovski een epigoon is. Uit
De Letterdodersclub blijkt opnieuw dat hij wel degelijk een authentieke
literaire stem heeft en dat hij met zijn vervreemdende en filosofische verhalen
de laatste jaren terecht de aandacht krijgt die hij tijdens zijn leven heeft
moeten ontberen. Bovendien spat het vertelplezier van de pagina’s, waardoor
De Letterdodersclub zowel een serieuze als een speelse kant heeft. De
soepele vertaling is van Annelies de Hertogh en Els de Roon Hertoge. De
vertalers zorgden ook voor verhelderende noten en een nawoord.
Sigizmoend
Krzjizjanovski: De Letterdodersclub, Vleugels, Bleiswijk 2022, 144 p.
Vertaald uit het Russisch door Annelies de Hertogh en Els de Roon Hertoge. ISBN
9789493186606
deze pagina printen of opslaan