Letterkunde

BOEKEN NR. 3, MAART 2022

Aleid Truijens: Hella S. Haasse. Leven in de verbeelding. 1918-2011

door Jo Vanderwegen

Jarenlang hield Hella S. Haasse de boot af wanneer er gevraagd werd om een biografie over haar (schrijvers)leven te publiceren, pas aan het einde van haar leven stelde ze voor haar dochters een lijstje samen met mogelijke auteurs. Het werd uiteindelijk Aleid Truijens, de publiciste die in het verleden veel bijval kreeg voor haar biografie van de ondergewaardeerde F.B. Hotz (Geluk kun je alleen schilderen). Ook nu weer slaagt Truijens erin een zeer meeslepend boek te schrijven over een van de meest toonaangevende schrijvers in het Nederlandstalige literaire landschap. Ze kreeg toegang tot het archief van Haasse, ontdekte een andere kant van de minzame, op het eerste zicht meegaande grande dame en schetste zo een vollediger beeld over haar.  

Hella S. Haasse (1918-2011) werd tijdens haar leven vooral erkend omwille van haar historische romans. Het woud der verwachting (1949), De verborgen bron (1950), De tuinen van Bomarzo (1968) en Heren van de thee (1992) zijn maar enkele romantitels uit haar zeer uitgebreide oeuvre. Maar ook haar toneelstukken en essays kenden ruime belangstelling. Al vroeg in haar schrijversloopbaan slaagde ze erin een breed publiek te bereiken met haar novelle Oeroeg (1948), waarin de verhouding tussen Nederland en de voormalige kolonie Indonesië centraal staat. Zelf werd Haasse geboren in Batavia (nu Jakarta), ze bracht haar jeugd in Nederlands-Indië door. Het land zou een prominente rol spelen in haar oeuvre. Tijdens haar leven ontving Hella S. Haasse tal van grote literaire prijzen, waaronder de P.C. Hooftprijs (1983) en de Prijs der Nederlandse Letteren (2004).
 
Tijdens Haasses jeugd op de archipel hoorde ze tot de gegoede laag van het land; toch verkoos ze om met haar klasgenootjes deel te nemen aan activiteiten met de plaatselijke jeugd, en ging ze bijvoorbeeld naar het gemengde zwembad (dit aspect zal Haasse later zelf aanhalen om haar betrokkenheid bij de bevolking te bewijzen). Toch moest ze ook een tijdje verblijven in een pension in Nederland omdat haar moeder kuurde in Davos. Hella en ook haar jongere broertje zullen daaraan in hun volwassen leven een zekere verlatingsangst overhouden (hoe kwam het immers dat haar moeder wél kon blijven optreden als muzikante in het kuuroord, maar niet voor hen kon zorgen?) Haar studie Germaanse talen zal Haasse afbreken; haar fascinatie voor Scandinavische mythen wordt in die tijd meer en meer geassocieerd met de rassentheorieën van de nazi’s over het verheven Arische ras. Ze zal zich toeleggen op toneel, samenwerken met onder meer Wim Sonneveld, acteren, en meer en meer schrijven. Haar huwelijk met de jurist Jan van Lelyveld, de geboorte van haar drie dochters (de oudste overlijdt op peuterleeftijd), en het schrijvende leven zullen haar dagen vullen. Hoewel ze deel ging uitmaken van het literaire leven in Nederland, zou ze altijd een soort van zijpositie innemen.
 
Nu heeft Aleid Truijens een zeer lezenswaardige biografie geschreven waarin zij leven en werk van Hella S. Haasse met elkaar verbindt in een vlot geschreven en ruim geïllustreerde tekst. Ze vertelt waar de autobiografie in het werk van Haasse te vinden is (iets dat Haasse zelf al gedeeltelijk deed, bijvoorbeeld in Zelfportret als legkaart), maar door onderzoekswerk kan Truijens nog verder gaan.
 
Aleid Truijens spitte werk en nagelaten documenten uit en kwam erachter dat Haasse wellicht in de laatste jaren van haar leven een keuze had gemaakt in wat ze wel en niet aan de buitenwereld wilde tonen. Net zoals ze bij leven het beeld ophing van haar leven (dat van een drukke moeder en meegaande huisvrouw die zich gelaten maar toch gelukkig schikte in haar lot), behield ze ook na haar overlijden de controle; zo hield ze een dagboek bij (een ‘zwart schrift’), maar slechts één van de twee werd niet door de papierversnipperaar gehaald. Uit het schrift dat wél bleef, wordt zo het beeld van een gelukkig en tevreden leven bijgesteld: haar huwelijk mocht dan wel lang zijn, maar de echtelieden bleken elkaar toch niet zo goed te kunnen bereiken als de buitenwereld dacht. Daardoor bleek Haasse veel eenzamer dan gedacht. Ook alle documenten waarin haar kinderen en kleinkinderen voorbijkwamen, bleken vakkundig versnipperd.
 
Toch slaagt Truijens erin in heldere taal het beeld op te roepen van wie Hella S. Haasse was. Ze doet dat kritisch; zo gaat de biografe dieper in op de vaak opgeworpen ‘neutraliteit’ van de schrijfster tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haar werd meermaals verweten geen standpunten te hebben ingenomen tegen de nazi’s, te hebben doorgespeeld bij het cabaretgezelschap en de toneelgroepen waar ze tijdens de oorlog deel van uit maakte; Haasse zelf heeft dat altijd genuanceerd en gezegd dat ze niet anders kon.
 
Haar biografie zal hopelijk de interesse in het werk van Hella S. Haasse opnieuw aanzwengelen, haar romans nemen immers een belangrijke plaats in in de twintigste-eeuwse Nederlandse literatuur. Truijens toont aan de hand van citaten uit het werk van de schrijfster treffend aan hoe autobiografisch haar romans zijn (iets dat niet altijd door de literaire kritiek gezien werd, zo stelde ook Haasse zelf vast in menig interview aan het einde van haar leven). Het magistrale werk dat Aleid Truijens heeft afgeleverd kan een inleiding zijn voor de jongere generatie om zich te verdiepen in het werk van een boeiende schrijfster die hernieuwde aandacht ruimschoots verdient. Geïllustreerd met tal van foto’s en voorzien van een uitgebreide bibliografie en notenapparaat.
 
Aleid Truijens: Hella S. Haasse. Leven in de verbeelding. 1918-2011, Querido, Amsterdam 2022, 598 p. : ill. ISBN 9789021436388. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri