Alfred Schaffer was afgelopen jaar
niet alleen de laureaat van de P.C. Hooftprijs, onmiskenbaar een van de
belangrijkste literaire prijzen in ons taalgebied, hij was meteen ook zo
ongeveer de jongste laureaat van die onderscheiding. Dat hoeft niet te verbazen
want op zijn jonge leeftijd heeft de auteur daadwerkelijk een heus oeuvre
gerealiseerd. Daarom was het een goede ingeving van de uitgever om (rijkelijk
gesubsidieerd, allicht) de bundels van Schaffer te bundelen in een fraaie, maar
tegelijk ook bijzonder handzame en prijsvriendelijke uitgave. Met dit boek komt
een van de interessantste dichters (opnieuw) binnen het bereik van een ruim
lezerspubliek.
Het zwaartepunt van deze poëzie ligt ongetwijfeld in de jongste realisaties,
met twee bundels die nu al ‘klassiek’ genoemd kunnen worden. Mens
Dier Ding was een magistrale evocatie van het leven van de legendarische
leider Shaka Zoeloe. Dat gebeurt niet enkel in een soort van biografisch verhaal,
maar vooral in de vorm van een caleidoscopische fresco waarin uiteenlopende
stemmen en stijlen aan bod komen. De veldheer met dictatoriale neigingen wordt
voorgesteld via zijn monologen maar ook via zijn zogenaamde facebook. Die stem
wordt aangevuld met een koor van getuigenissen, verhalen, mythes… Stilistisch
wisselt de dichter lyrische fragmenten moeiteloos af met documentaire
fragmenten en verhalen. Het doet erg postmodern aan, maar het is geenszins
vrijblijvende woordgeknutsel: Schaffer oefent kritiek uit op heldendom maar ook
op de rol van media in de hedendaagse beeldvorming.
Datzelfde hoogstandje vindt men
terug in Schaffers meest recente bundel, Wie
was ik. Strafregels, maar ditmaal onderwerpt hij zijn
familiegeschiedenis en daardoor ook zijn eigen identiteit aan een soortgelijk
poëtisch onderzoek. De migratie van zijn moeder vormt de aanleiding voor een
analyse van kolonialisme, van het ontbreken van een vrouwelijke stem, van het
melancholische gevoel nergens te horen. Opnieuw worden die wezenlijke thema’s
echter geëtaleerd op een stilistisch vernuftige wijze. Gedichten worden
gecombineerd met e-mails en een hilarische talkshow. Dat alles maakt van deze
bundel een meesterstuk in alle betekenissen van dat woord.
Alleen al voor die bundels is
dit boekwerk zijn prijs meer dan waard, maar de lezer krijgt er het overige
werk van Schaffer bij: de eerder bij dezelfde uitgever (en bij Thomas Rap)
verschenen bundels, maar ook enkele minder verspreide publicaties. In het licht
van het latere werk krijgt dat werk een enigszins andere inslag, onder meer
omdat de speelse en taalkritische dimensie nu prominenter lijkt dan op het
oorspronkelijke ogenblik van verschijnen. Al in de debuutbundel Zijn opkomst
in de voorstad (Thomas Rap 2000) komen heel wat verhaaltjes voor die in
feite ‘mislukken’: de psychologische tekening van de personages klopt niet
helemaal, de pointe van de intrige gaat verloren, oorzaak en gevolg sluiten
niet bij elkaar aan. Daardoor ontstaat een sfeer die meer dan een theatraal
aandoet en die nog verder in de hand wordt gewerkt door de vele taalspelen:
juridische, emotionele, politieke, journalistieke manieren van spreken worden
geparodieerd of net op de spits gedreven waardoor ze zichzelf ongewild
parodiëren. Die meesterlijke catalogus wordt in de loop der jaren met meer
verve gedemonstreerd, maar tegelijk wil de dichter zich meer en meer inlaten
met de problemen van de huidige tijd: niet als activist maar als daadkrachtig
en creatief dichter.
De grootste ontdekking voor mij was de bundel Postuum (Den Boer/De
Ruiter 2016), die eerder in de ‘Slibreeks’ verscheen. Het is een kleinere
verzameling teksten waarin de dichter als het ware reflecteert op het bestaan,
deels vanuit een achteraf-standpunt (over de dood heen), deels in de vorm van
dialogen of cruciale episodes. Alleen al voor deze teksten is dit boek de
aanschaf meer dan waard.
Alfred Schaffer: ,zo
heb ik u lief. Alle gedichten tot nu toe, De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 718 p.
ISBN 9789403141213. Distributie
Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan