Het einde van de menselijke tijd
In Schuilplaats voor andere tijden, de derde roman van het Bulgaarse literair fenomeen Georgi Gospodinov, ontmoet een schrijvende ik-verteller de ‘psychiater-gerontoloog’ Gaustin, ‘een zwerver, maar dan in de tijd’ en het
brein achter een ‘kliniek voor het verleden’, die dementerende patiënten in
staat stelt om terug te gaan in de tijd en soelaas te vinden in wat ze zich nog
herinneren. Gaustin is een personage dat in diverse hoedanigheden — als
dertiende-eeuwse troubadour, als filosoof, als beste vriend van de verteller in
De wetten van de melancholie (Ambo/Anthos 2015), de bejubelde tweede roman
van de succesauteur, en nu dus ook als psychiater — door Gospodinovs oeuvre
heen waart en voor het eerst opduikt in een epigraaf bij een gedicht, zo blijkt
uit een
onderhoudend interview. Nadien werd
Gaustin een soort multi-inzetbaar kapstokpersonage, een elckerlyk, niemand
en iedereen.
Schuilplaats
voor andere tijden opent met maar liefst elf motto’s — of epigrafen, zo u
wil. Eén citaat komt uit dat andere grote geheugenboek, Thomas Manns De
toverberg, maar er is ook een Bijbelse quote, een uitspraak van het duo
John Lennon/Paul McCartney en twee verzen van respectievelijk Philip Larkin en
T.S. Eliot. De andere vijf motto’s zijn van de hand van de immer ongrijpbare Gaustin
(bij een van de vijf is de bron overigens dubieus want er staat:
‘Gaustin/Shakespeare’), terwijl het laatste een fragment is uit een gedicht
over een ‘verstopplaats’, ondertekend met Gospodinovs initialen, G.G. Een
absolute meerwaarde zijn de vanaf de titelpagina tot het einde hier en daar frivool
opduikende, kleine geschilderde figuurtjes uit de reeks Paintings
from long ago van Nedko Solakov, vriend en landgenoot van Gospodinov, die voor de volledigheid verschillende
teksten schreef over/voor de bekende
kunstenaar en zelfs meewerkte aan een monografie.
Schuilplaats voor andere tijden is net als De wetten van de
melancholie in een vlotlezend, hedendaags Nederlands vertaald door Hellen
Kooijman (die achterin bij ‘Opmerkingen van de auteur’ trouwens bedankt wordt
voor haar bijdragen in het voorafgaand onderzoek). Beide romans hebben naast de
vertaalster nog heel wat andere parallellen of gemeenschappelijke punten: ze
hebben ongeveer dezelfde omvang, zijn ingedeeld in korte hoofdstukken, hebben een
obsessie met geschiedenis, de tijd en het verleden, bieden een uitwaaierende baaierd
aan verhalen-in-verhalen, deinzen niet terug voor postmoderne literaire
spelletjes, verwijzen gretig naar de klassieke oudheid, de wereldliteratuur en de
filosofie, hebben veelvormige illustraties én delen — tot slot en zoals gezegd
— het personage Gaustin.
Ingetogen en
plechtig
Schuilplaats voor andere tijden heeft vijf
delen. De titelpagina van elk deel wordt telkens gevolgd door een citaat, afkomstig
van ofwel de verteller ofwel een andere auteur (onder anderen tijdsfetisjisten
als Thomas Mann en Jorge Luis Borges, maar ook de onvermijdelijke Gaustin). Het
citaat dat volgt na de titelpagina van het eerste deel maakt meteen duidelijk wat
hét thema zal zijn en stelt onomwonden: ‘En dus is het thema het geheugen. Het
tempo: van andante naar andante moderato, sostenuto (ingetogen).’ De start, zo
waarschuwt de verteller, kan niet anders zijn dan ‘ingetogen en plechtig, zoals
het een begin betaamt’, maar eenmaal de opmaat is genomen ‘mag – en moet –
alles uit elkaar vallen’. Laat dat nu exact zijn wat er in de volgende delen traag
maar zeker staat te gebeuren.
De ik-verteller is —hoe kan het anders in een roman
doordrongen van postmoderne speelsheid —een Bulgaarse schrijver, op verraderlijk
veel vlakken een alter ego van Gospidonov zélf (‘Mijn vaders voornaam was
Gospodin, wat ‘Mijn Heer’ betekent in het Bulgaars, en zijn achternaam ‘Gospodinov’,
dus zoiets als Van Mijn Heer.’; elders in de roman noemt hij zichzelf sarrend
‘Gaustinov’). In het eerste deel maakt hij ergens in de jaren 1980 kennis met Gaustin,
tijdens ‘zo’n traditioneel literair seminar aan de Zwarte Zee’. De schrijver
laat in het midden of Gaustin nu echt bestaat in de literaire werkelijkheid of
slechts een van zijn hersenspinsels is: ‘Gaustin, die ik eerst zelf had verzonnen,
en die ik later in levenden lijve ontmoette. Of misschien was het andersom, ik
weet het niet meer.’ Beide mannen hebben één obsessie: het verleden.
Gaustin lijkt in al zijn ondoorgrondelijkheid niet tot deze
tijd te behoren: ‘Hij leek op iemand die zojuist met de trein aangekomen was
vanuit een andere tijd, hij kon doorgaan voor een discrete anarchist, een ouder
wordende hippie of een predikant uit een obscure religieuze denominatie.’ De
charismatische Gaustin creëert tersluiks de illusie door de tijd heen te kunnen
reizen en onsterfelijk te zijn. Een van zijn uitspraken knipoogt naar Marcel
Duchamps epitaaf: ‘Is het niet
vreemd, zei Gaustin ooit, altijd sterven de anderen, en wijzelf — nooit.’
Kliniek voor het verleden
In het eerste
deel is Gaustin psychiater in Zürich, waar hij een ziekenhuis runt voor ‘al
diegenen die enkel in het heden van hun verleden leven’, ‘patiënten met een
verdwijnend geheugen, alzheimer, dementie, hoe je het ook noemt’. Een heuse ‘kliniek
voor het verleden’, zoals hij de instelling zelf beschrijft. Het grasveld voor
het ‘perzikkleurige gebouw’ is niet voor niets bezaaid met myosotis: ‘Is het
eigenlijk geen grap dat je vergeet-mij-nietjes plant voor een
gerontologisch-psychiatrisch centrum?’ De schrijver wordt mee in het verhaal
betrokken en ze worden een soort van partners, hoewel die zakelijke relatie
nooit duidelijk wordt omschreven.
Gaustins project
start kleinschalig, met een aantal kamers op de bovenverdieping, waar de jaren
zestig in geuren en kleuren, smaken en geluiden tot in de kleinste details worden
herschapen. In die veilige omgeving herbeleven de bewoners de tijd die ze zich
nog herinneren en hervinden zo als het ware deels hun geheugen: ‘Volgens
Gaustin is het verleden voor ons een verleden waarvan we weten dat als we er binnengaan,
de deur open blijft staan, zodat we gemakkelijk terug kunnen keren. Voor
diegenen bij wie hun geheugen hen verlaten heeft, is deze deur voor altijd
dicht.’
De
bewoners hebben recht op ‘de herinnering aan geluk’, beweert de geriater. Het
experiment om ‘beschermde tijd’ te creëren blijkt een succes, overtreft de
stoutste verwachtingen van de vrienden en de kliniek breidt zich gestaag uit,
met op elke etage een eigen tijdperk of decennium en met residenten die zich om
uiteenlopende redenen in deze welbepaalde, minutieus gereconstrueerde tijd
thuis en gelukkig voelen.
Binnen de kortste keren
is het project het slachtoffer van zijn eigen succes. Een en ander begint uit
de hand te lopen, zoals Gaustin had voorspeld: ‘En geloof me, op een dag, en
die komt al snel, zullen veel mensen zelf beginnen af te dalen naar het
verleden, ze zullen hun geheugen ‘verliezen’ uit vrije wil.’ Steeds meer mensen
willen terug naar vroeger, het verlangen naar hun eigen geschiedenis groeit
onstuitbaar. Het begint bij de familieleden van de eerste patiënten, maar al
snel verspreidt ‘het virus van het verleden’ zich wereldwijd, inclusief snel
muterende varianten: ‘Ja, het verleden is besmettelijk.’ De klinieken fungeren
als ‘schuilkelders voor het verleden’, zo stelt Gaustin, ‘Of misschien beter
gezegd: schuilplaatsen voor andere tijden.’ Klinkt allemaal bekend in de oren?
Inderdaad, Gospodinov werkte Schuilplaats voor andere tijden af midden
in de covidpandemie.
Verledenpandemie
‘En toen maakte het verleden zich op om de wereld te veroveren...’, zo
begint het tweede deel van Schuilplaats voor andere tijden. De
verledenpandemie neemt het dagelijks leven over: de melkboer brengt opnieuw
glazen flessen, The New Yorker herdrukt oude uitgaves, de Duitse geheime
dienst gebruikt weer niet te hacken typemachines en in de straten van Europa
duiken steeds meer mensen in traditionele klederdracht op. Politici doen gretig
mee: een vicepremier van een Zuid-Europees land spreekt zijn collega’s toe in
een folkloristisch kostuum en enkele Europarlementariërs hullen zich in de mode
van een ‘Duitse nieuwjaarsshow uit de jaren tachtig’. De werkelijkheid
manifesteert zich stilaan als één langgerekte re-enactment.
Overal herleeft het verleden, breekt het door het heden
heen: ‘Als een Europa van de toekomst niet meer mogelijk is, laten we dan een
Europa van het verleden kiezen.’ Er moet worden ingegrepen, anarchie en chaos
treden in. De ‘Grote Drie van de Europese Unie’ roepen Gaustins hulp in: ‘Hij
kon een kliniek bouwen, een straat, een wijk, zelfs een klein dorp voor het
verleden. Maar een heel land of zelfs continent terugplaatsen in een andere
tijd, daar veranderde geneeskunde in politiek.’ Er wordt besloten tot een ‘referendum
over het verleden’, waarbij elk land kan kiezen in welk tijdvak het wil leven.
De verteller relativeert de ware toedracht van de ontwikkelingen en geeft een
postmoderne sneer op het plan: ‘Dat was waar ze over zouden praten die avond.
Of dat was wat ik zou uitvinden, terwijl ik buiten stond, in de entreehal, met
mijn notitieblok.’
Het derde deel beschrijft op verfijnd ironische wijze hoe de ik-verteller
in Bulgarije besluit om een week voor het referendum deel te nemen aan de
grootschalige bijeenkomsten van de twee grote politieke bewegingen op dat
moment, uiteraard in aangepaste kledij. Enerzijds kiest de nationalistische
groep Onze Jongens resoluut voor de tijd van de mislukte Aprilopstand van
1876 tegen het Ottomaanse gezag,
anderzijds is er SOTS, dat de periode van het socialisme aanhangt en terug wil
invoeren.
Een hoogtepunt in de roman is
Gospodinovs bij momenten hilarische beschrijving van hoe die breed opgezette
re-enactment van de negentiende-eeuwse Aprilopstand compleet in het honderd
loopt. De opgeblazen opvoering van een verheerlijkt verleden knipoogt
overduidelijk naar de hyperrealiteit van filosoof Jean Baudrillard, een kolfje naar de hand van een
rechtgeaard postmodernist als Gospodinov. In de gedetailleerde, licht spottende
beschrijvingen van dagdagelijkse elementen uit de socialistische periode, toont
Gospodinov zich dan weer een laconieke ervaringsdeskundige, een tegen wil en
dank geprivilegieerde toeschouwer die de socialistische perikelen in het Bulgarije
van weleer beleefde vanop de eerste rij.
Dictatuur van het verleden
Maar na ‘de dictatuur van de toekomst’ komt ‘de dictatuur van
het verleden’. Hoewel SOTS de nipte winnaar van het referendum is, gaan ze een
coalitie aan met Onze Jongens. Bulgarije kiest niet voor een concreet
decennium, zoals de andere Europese landen, maar voor een ‘ratjetoe of mixed
plate’ met ‘een beetje socialisme’ en ‘een portie Bulgaarse renaissance’.
Bovendien verlaat het land de Europese Unie en plooit op zichzelf terug. De
verteller weet net op tijd te vluchten: ‘Het is prettig om je vaderland zo goed
te kennen dat je het kunt verlaten voordat de geest uit de fles is.’
De verteller zoekt in
het vierde deel dan maar zijn heil in een Zwitsers klooster, mét een goede
wifiverbinding. Hij wil een tijd alleen zijn, de aantekeningen voor zijn boek
in wording afwerken en in alle rust op het internet volgen wat er gebeurt in
andere landen na het referendum: ‘Vroeg of laat veranderen alle utopieën in
historische romans.’ Verbijsterd kijkt hij naar ‘de chaos in de Europese
familie’ en reflecteert per land over specifieke historische, sociaal-filosofische
en nationale details binnen het gekozen tijdperk. Na het bruisende derde deel
valt de spanningsboog van Schuiplaats voor andere tijden hier toch wat in
duigen. De betrekkelijk kleurloze en langdradige bedenkingen die de verteller afratelt
zijn té duidelijk het resultaat van Gospodinovs onderzoek in The New York
Public Library, waar hij in 2017-2018 negen maanden lang Cullman
fellow was en voorbereidende aantekeningen maakte op basis van oude
documenten, tijdschriften en kranten. De reflecties, vaak in de vorm van
opsommingen, leveren uiteindelijk wel een vermakelijke, nieuwe kaart van Europa
op, waarin elk land in een zelfgekozen tijd leeft.
Maar een en ander loopt nog maar eens fout. Landen kiezen
voor eenzelfde decennium en vele burgers blijven vasthouden aan de tijd waarop
ze zelf hebben gestemd. Verder, kiezen bijvoorbeeld bijna alle voormalige
Oostbloklanden voor het jaar 1989 als het gewenste punt om naar terug te keren,
terwijl Scandinavische landen geen voorkeur kunnen uitspreken omwille van een
overaanbod aan gelukkige periodes. Zwitserland daarentegen gaat vanzelfsprekend
voor ‘tijdelijke neutraliteit’.
Er ontstaan drie à
vier grote ‘tijdenallianties’, waarbij de mogelijke vermenging van tijden
strikt vermeden moet worden. Ook twee kampen zien het licht: ‘De zogeheten
‘diachronisten’ ijverden voor een herstart van de tijd en een natuurlijke
ontwikkeling van de dingen na de eerste jaren van de gekozen tijdsperiode. Het
kamp van de ‘synchronisten’ wilde met klem dat landen in het gekozen decennium
konden blijven voor een langere periode.’ De chaos is totaal, de tijd lijkt
stil te staan, een onbedwingbaar Verleden breekt uit. Of zoals de verteller het
uitdrukt: de ‘Doos van Pandora met de geschenken uit het verleden’ is
definitief geopend.
Het einde van de menselijke
tijd
Net op dat moment verdwijnt Gaustin van het toneel. De verteller
krijgt de leiding over diens kliniek en ontvangt een geheimzinnig geel schrift
waarin zijn vriend zijn gedachten ordende. Is hij dood, vraagt de verteller
zich af, maar verraadt in een verzuchting tegelijkertijd dat Gaustin en hijzelf
één en dezelfde zijn: ‘Heel even dacht ik dat hij misschien besloten had een
einde aan zijn leven te maken. Maar als ik levend was, hoe kon Gaustin dan dood
zijn...’ Via een postkaart laat Gaustin weten dat hij zich terugtrekt, meer
bepaald in het jaar 1939, een pivotaal jaartal dat meermaals opduikt in Schuilplaats voor andere tijden en sinds het begin van de roman benoemd
wordt als ‘het einde van de menselijke tijd’. Zo citeert Gospodinov bijvoorbeeld
een prangende dagboeknotitie van W.H. Auden, die schrijft over de inval in
Polen door nazi-Duitsland op 1 september 1939.
In het slotdeel volgen nog enkele bevestigingen dat de
verteller en Gaustin te herleiden zijn tot één en dezelfde persoon, met als zelf-reflexieve
apotheose: ‘Met de jaren wordt het steeds moeilijker om te onderscheiden wie nu
wie schrijft.’ De chaotische wereldgebeurtenissen verschuiven geleidelijk naar
de achtergrond, terwijl de verteller steeds prominenter naar voren treedt. Meer
en meer ontglipt hem de tijd, zijn geheugen begint hem parten te spelen, hij
wordt ‘een vluchteling in de tijd’. Houvast vindt hij enkel nog in zijn
notitieboekjes en tekeningen, het zijn levenslijnen die hem nog enigszins
gaande houden.
Gaustin ontpopt zich uiteindelijk
als de Nemesis van de verteller. Zo leest die laatste in het gele schrift van
zijn verdwenen vriend: ‘Terwijl hij bezig is met het schrijven van een roman
over degenen die hun geheugen hadden verloren, begint hij zelf zijn geheugen te
verliezen... Hij haast zich om de roman te voltooien, voordat hij vergeten is
wat hij aan het vertellen is.’ Het verhaal ontspoort, verbrokkelt: ‘Als eerste
verdwenen er een aantal woorden.’ Fictie dringt de werkelijkheid binnen,
personages versmelten tot één entiteit: ‘Maar als alles waarover ik schrijf
echt gaat gebeuren, dan moet ik misschien vluchten in een andere persoon.’ De
gehele roman, met alles erop en eraan, komt terecht in een kolkende spiraal. ‘Het
waargebeurde, het gelezene en het zelfbedachte’ lopen pardoes in elkaar over.
Wanneer de verteller zich omdraait, ziet hij enkel zijn toekomst.
Kromme tautologie
In een daverende epiloog
veegt de verteller alles van tafel en plaatst zijn hele verhaal op losse
schroeven: ‘En heeft dat hele gedoe met het verleden dat gaat komen nu al
plaatsgevonden, of begint dat morgen...’ Hij (Gospodinov? Gaustinov? Gaustin?)
bekent dat hij niet van eindes houdt, hij herinnert zich alleen ‘beginnen’. Bovendien,
onderstreept hij, hoeft een schrijver niet per se de touwtjes in handen te hebben:
‘Een echt moedig boek, moedig en troostend tegelijkertijd, zou een boek moeten
zijn waarin alle verhalen, zowel de verhalen die gebeurd zijn als die niet
gebeurd zijn, om ons heen zwemmen in de oerchaos, waar ze roepen en fluisteren,
bedelen en giechelen, waar ze elkaar ontmoeten en elkaar in het donker
passeren.’
Zijn adagio is kort samengevat:
het einde van een roman is als het einde van de wereld, je stelt het beter uit.
Daarom komt er na de epiloog nog een hoofdstuk ‘0’, de ronduit schitterende
reconstructie van 1 september 1939, in de helse realiteit van toen en als
grootse re-enactment in 2029. Hoofdstuk 0 eindigt met de zin: ‘Morgen was het 1
september.’, een sleutelmoment dat zoals gezegd in de laatste zin van het
allereerste hoofdstuk bestempeld werd als ‘het einde van de menselijke tijd’.
Op de radio weerklinkt: ‘We herhalen deze oorlog opdat hij nooit herhaald zal
worden.’ Hoe absurd en pijnlijk actueel deze kromme tautologie is in het licht
van de huidige oorlogsmisdaden in Oekraïne, maakt Gospodinov duidelijk in een
ontstellende brief geschreven op de
eerste dag van de Russische invasie. Poetin wil terug naar een ideaal van het
Tsaristisch Rusland Rijk, een vreselijke misstap vergelijkbaar met de herhaling
van 1 september 1939 waar Gospodinov voor waarschuwt in Schuilplaats voor
andere tijden.
Na hoofdstuk 0 van de epiloog
volgt afsluitend nog een hoofdstuk ‘-1’, dat slechts uit één zin bestaat of
beter gezegd uit een bevreemdende opeenvolging van nietsbetekenende woorden: ‘Жгмцццрт
№№№№kkтррпх ггфпр11111111 внтгвтгвнтгггг777ррр’. Een mysterieuze code, een
symbolisering van het finaal ophouden van de tijd of de woorden die een tot
waanzin vervallen auteur zou kunnen typen door met twee open handen driftig en
blindelings op zijn toetsenbord te kloppen, te bonken en te rammen?
'Meesterverteller Gospodinov heeft van Schuilplaats voor andere tijden een verrukkelijk, caleidoscopisch verhalenkabinet gemaakt over herinnering, verleden en geschiedenis dat resoneert met hypertekst — Kafka, Mann, Proust, Borges zijn nooit veraf — en bol staat van postmoderne speelsheid en bravoure. Met deze grote Europese
roman bekrachtigt hij voor eens en altijd zijn status als een auteur van
formaat.
Georgi Gospodinov: Schuilplaats voor andere tijden,
Ambo Anthos, Amsterdam 2022, 334 p. Vertaling van Времеубежище door
Hellen Kooijman. ISBN 9789026356445. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan