Het zal poëzieliefhebbers niet zijn ontgaan. Het liegend konijn ligt alweer in de
boekhandel, met een hoop splinternieuwe poëzie om de zomermaanden te lijf te
gaan. Jozef Deleu is er alweer in geslaagd om een keur van dichters bij elkaar
te brengen, waardoor ook deze aflevering van zijn eenmanstijdschrift een indrukwekkend
staal van de hedendaagse poëzie weet te brengen (veel beter dan de
bloemlezingen en overzichten die her en der met enig poeha worden voorgesteld).
Veertig
dichters is misschien wat veel van het goede, maar opnieuw is het met een
vergrootglas zoeken naar een gedicht dat zwakker is of niet meteen de lezer
weet mee te voeren. Opmerkelijk is vooral hoe Deleu een bijzonder oog en oor
heeft voor jonge (soms minder jonge) debutanten, waardoor Het liegend konijn in feite ook permanent een jongerentijdschrift
is gebleven. Ook in deze aflevering ontmoet men nieuwe geluiden die vooral
nieuwsgierig vragen om meer. Namen noemen is in dit opzicht riskant, maar het
werk van Isa Altink of Kate Dejonckheere (vooraan in het alfabet en daarom ook
vooraan in dit boek) is typerend voor zowel de kwaliteit als de diversiteit van
de hedendaagse poëzie. De gedichten van Altink lijken intimistisch en sterk
autobiografisch, maar de dichteres weet daarbij voortreffelijk een evenwicht te
vinden tussen herkenbare ervaringen en emoties en een meer algemeen beeld, door
het gebruik van efficiënte details en symbolen. Dejonckheere vertrekt omgekeerd
van de kleur blauw bij kunstenaars als Klein of Newman om er de persoonlijke
zoektocht naar jeugdherinneringen en verloren geliefden mee te vertolken op een
originele, sterk associatieve wijze. Het zijn maar twee (willekeurig gekozen)
voorbeelden die laten zien hoe nieuwe dichters aansluiting zoeken bij de
verworvenheden van de traditie maar daarbij onverminderd eigen creatieve accenten
leggen.
Dat
literaire patrimonium is in deze aflevering ruim vertegenwoordig, met nieuw
werk van zo uiteenlopende dichters als Ducal, Gerbrandy, Gerlach, Gruwez,
Knibbe, Mortier of Van hee. Hun werk mag dan wel minder innovatief zijn, zij
laten zien hoe groot en blijvend actueel hun vakmanschap is. Ducal zoekt
opnieuw nadrukkelijk aansluiting bij het milieu van zijn levensgeschiedenis,
terwijl Gerbrandy meer theatraal en beelden te werk gaat. Mortier laat de
zeventiende-eeuwse anatoom Dr. Tulp college geven, terwijl Van hee op haar
typische tastende manier mensen laat verschijnen die onderweg zijn in een
wereld die verandert en vervliegt. Opmerkelijk in deze aflevering is de grote
aantrekkingskracht die het lange, verhalende gedicht heeft op heel wat auteurs.
Stefan Hertmans presenteert een lang gedicht waarin hij in zijn verleden op
zoek gaat naar de vrouw die hem zowel menselijk als artistiek heeft gevormd,
een autobiografisch relaas dat tegelijk gelezen kan worden als een cultuur- en
kunstfilosofisch traktaat en perfect aansluit bij zijn recente romans. Michael
Tedja kiest voor een politiek geladen gedicht waar hij persoonlijke
gebeurtenissen vermengt met de historische katoenteelt om zo de uitsluiting en
de raciale discriminatie aan te klagen, in het verleden maar evenzeer vandaag.
En Tom van de Voorde confronteert zijn eigen westerse schrijverschap met de
tragiek van de Russische activist Stepan Latypov; diens wanhopige
zelfmoordpoging vormt de aanleiding voor een traumatiserende bezinning over de
verantwoordelijkheid van de schrijver en de mens.
Het liegend konijn is, met andere woorden, alweer de goedkoopste
manier (amper een halve euro per dichter) om de zomermaanden intens en zinvol
door te brengen.
Jozef Deleu (red.): Het liegend konijn. 187 nieuwe gedichten uit het nest
geroofd van... Pelckmans, Kalmthout 2022, jg 20, nr. 1, 269 p. ISBN
9789464016819
deze pagina printen of opslaan