Nachoem Wijnberg bekleedt in de
contemporaine Nederlandse literatuur een heel aparte plaats. Hij is een
productief dichter, met opvallend omvangrijke bundels die telkens thematisch
samenhangen. De dichter exploreert zo bijvoorbeeld de liefde of de
kapitalistische economie op een haast wetenschappelijke wijze. Als een filosoof
of een manager, maar evenzeer als een betrokken deelnemer analyseert hij ons
maatschappelijke handelen en denken. Het is een opmerkelijke manier om poëzie
en reflectie met elkaar te verbinden, die haaks staat op de
intuïtief-persoonlijke toon die veel lezers nog steeds met gedichten
associëren. De denker-dichter slaagt er evenwel telkens opnieuw in om lezers te
imponeren met teksten die aarzelen tussen lyriek en flarden van een groter
verhaal, met stukken filosofisch betoog die in dichtvorm worden gepresenteerd
en daardoor een andere leesstrategie vergen. Wijnberg laat zich niet leiden
door de traditionele genretypologie net zo min als hij poëzie wil afzonderen
van het wereldse vertoog.
Die volstrekt eigen signatuur is
opnieuw terug te vinden vanaf de eerste bladzijde van Namen noemen.
Ditmaal buigt de auteur zich over de literatuur in de brede zin. Dat komt
allereerst tot uiting in de vele namen van dichters in deze bundel, die wel een
(deels persoonlijke) bibliotheek lijkt van een fervent poëzielezer. Heel wat
namen uit de Nederlandse literatuur maken hun opwachting, klassieke dichters
uit de geschiedenis (bijvoorbeeld Leopold en Gerhardt als boegbeelden van een
aristocratisch en symbolistisch dichterschap) maar ook bevriende dichters uit
het heden. Daarnaast is er veel ruimte voor dichters uit de Europese
geschiedenis, vaak figuren die doorgaans geassocieerd worden met een modern (of
modernistisch) perspectief op de poëzie als woordkunst. Naast die canonieke
vermeldingen duiken echter ook namen op die nauwelijks een belletje doen
rinkelen omdat hun faam minder lang is blijven bestaan of omdat ze uit minder
bekende literaire tradities stammen. Alleen al op die manier weet Wijnberg een
bijzonder gevarieerd landschap van de poëzie op te roepen dat zijn persoonlijke
kijk verraadt op het verschijnsel dat hij analyseert en in kaart brengt. De
gedichten roepen zo de vraag op naar het belang van een onaantastbare canon,
naar de relatie tussen de dichter en zijn of haar leven (moeten wij dat kennen
om de poëzie vruchtbaar te lezen), naar de verhouding van een dichter tot de
eigen tijd.
De belangrijkste vraag is echter
die naar wat gedichten kunnen betekenen voor de lezer Wijnberg. De meeste
gedichten verlaten al gauw het pad van de beschouwing of de algemene
vraagstelling voor persoonlijke herinneringen en anekdotes over ontmoetingen
met schrijvers of met hun boeken. Vaak heeft dat iets ontwapenends. Het lijkt
alsof Wijnberg op een haast kinderlijke manier kijkt naar boeken en schrijvers.
Hij verwondert zich over zijn gebrek aan kennis of over de manier waarop een
persoonlijk contact met een dichter de lectuur van diens verzen in de weg
staat. Hij ontmantelt de vele romantische clichés die over literatuur (en dan
speciaal poëzie) de ronde doen. Hij gaat op zoek naar de waarheid over
dichterschap en becommentarieert daarbij beroemde uitspraken van belangwekkende
voorgangers.
Dat
alles maakt van Namen noemen een uitermate
gelaagde en indringende bundel voor wie van poëzie telkens meer wil weten. Die
geïnteresseerde lezer zal moeiteloos in deze gedichten melancholie en ironie
herkennen, allerlei fijnzinnige allusies terugvinden op het werk van dichters,
de persoonlijke ervaringen van de dichter kunnen betrekken op haar of zijn
eigen leesgeschiedenis. Voor de occasionele poëzielezer biedt deze bundel
allicht te veel van hetzelfde en is hij te theoretisch-abstract bij momenten.
Voor mij persoonlijk is dit een van de topbundels van dit jaar, een boek dat ik
nog vaak ter hand zal nemen.
Nachoem M. Wijnberg: Namen noemen, Pluim, Amsterdam 2022,
120 p. ISBN 9789493256583.
Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan