Station Tokio Ueno betekende twee jaar geleden de
grote internationale doorbraak voor Japanse Yū Miri, toen de Engelstalige
vertaling van het werk de National
Book Award for Translated Literature kreeg. Literatuurliefhebbers
weten dat de prijzen die de National
Book Foundation uitreikt vaak een erg maatschappijkritische of
politieke lading hebben, en Station Tokio Ueno vormt geen uitzondering
op deze regel.
Hoofdpersoon Mori lijkt wel
geboren voor het ongeluk. Direct na de Tweede Wereldoorlog moet hij al als kind
tegen kost en inwoon werken in een visbedrijf; nadien gaat hij vissen met zijn
vader. Hij trouwt op jonge leeftijd met Setsuko en krijgt twee kinderen, Yōko
en Kōichi.
Om de bittere armoede te verlichten, wijkt hij in 1963 uit naar Tokio om daar
als arbeider in de bouw te werken. Zo kan hij het grootste deel van zijn loon
naar huis sturen, maar de prijs van dit offer is hoog: hij ziet zijn familie
maar tweemaal per jaar en zijn opgroeiende kinderen worden vreemden voor hem.
Na een paar hevige tegenslagen verliest Mori helemaal elke grip op het leven;
hij slijt zijn oude dag als dakloze in het Ueno-park in Tokio.
Er hoeven geen
doekjes om gewonden te worden: alles gebeurtenissen zijn pekzwart, zelfs
heuglijke momenten hebben een onvervreemdbare bittere ondertoon. Op die manier
suggereert Yū
de permanente doorwerking van de (financiële) zorgen bij Mori, zonder
enige kans op verlichting. Station Tokio Ueno blijkt bijzonder zware
kost, want Mori’s levensloop biedt geen sprankeltje hoop. Het werk voelt dan
ook als een gematerialiseerde depressie. De vormelijke uitwerking is op
ingenieuze wijze een weerspiegeling van Mori’s geestestoestand. De
werkelijkheid van de neerslachtigheid komt heel goed over, in die mate zelfs
dat het boek opzettelijk níet uitnodigt tot verder lezen. Yū weert een
drive in het verhaal (onder andere door spanningselementen bewust te
laten varen), zodat de lezer het gevoel ondergaat van een mens die nog móet
verder leven, maar daar allang geen zin meer in heeft. Of, in de eigen woorden
van het hoofdpersonage:
‘Ik was bang dit
leven te leven zonder te weten wanneer het ophield. Het was een last die op
mijn hele lijf neerdrukte, een last waartegen ik weerloos was en die ik onmogelijk
kon verdragen.’
De vele herhalingen en banale
opsommingen (bijvoorbeeld van geloofsstromingen of treinlijnen) maken het
monotone karakter van het (mistroostige) leven tastbaar, waarin alles eender,
uitwisselbaar, saai en zonder belangstelling is. Yū maakt een moedige
keuze als schrijfster, want ze laat de gebruikelijke gereedschappen van een
auteur achterwege (zoals sprankelende taal, spanningsboog, een sterk narratief
element… ) om de ellende voelbaar te maken. Zelden krijgt een lezer zoiets op
zijn bord.
Ook
inhoudelijk gaat Yū geen uitdaging uit de weg: het aanhalen van de Japanse
daklozenproblematiek, het doorprikken van het plaatje van een welvarende natie
door de armoede van de Tohokuregio expliciet aandacht te geven en de
heiligschennende vergelijking tussen het gepamperde leven van de keizer en de
totale mislukking van Mori’s leven, is voor het Japanse politieke centrum en de
rechtervleugel volledig onacceptabel en zal van de schrijfster nog meer een
literaire outsider maken. Maar Yū zal daar niet wakker van liggen,
want voor haar werk put ze uit eigen ervaring. Yū werd weliswaar geboren en
grootgebracht in Japan, maar stamt uit een gezin van Koreaanse ouders. In het
naoorlogse Japan is uitgesproken racisme tegenover Koreaanse migranten helaas
de normaalste zaak van de wereld. Haar kansarme ouders moesten zien rond te
komen met derderangsbaantjes, wat resulteerde in heel wat spanningen en het
uiteenvallen van het gezin. Yū zelf worstelde ook met depressies, en zelfs
op haar boekvoorstellingen heden ten dage krijgt Yū nog af
te rekenen met racistische tegenstanders.
Station Tokio Ueno is een
waanzinnig krachtige getuigenis van een volledig mislukt leven, de
breekbaarheid van geluk en het wrede toeval dat allesbepalend voor een mens kan
zijn. Een knap sociaal-politiek statement van een schrijfster die enorme
risico’s neemt, zowel vanuit haar schrijverschap als vanuit maatschappelijk engagement.
In ieder geval vereist Station Tokio Ueno wel een lezer die zélf sterk
in zijn schoenen staat.
Yū Miri: Station Tokio Ueno, De
Geus, Amsterdam 2022, 168 p. ISBN 9789044545418. Vertaling van JR Ueno-eki kōen-guchi
door Geert van Bremen. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan