Mensen krijgen een krop in de keel
wanneer ze plots sterk door iets gegrepen worden. Het is een instinctieve
reactie van het lichaam, dat zich verdedigt wanneer het dreigt overweldigd te
worden. Daarbij kan het zowel gaan om angst of woede als om hevige ontroering.
Meteen is de aanzet gegeven die Anne Provoost tot poëzie heeft gebracht.
Provoost heeft een lange carrière achter de rug als schrijfster van verhalend
proza voor jongeren en volwassenen, maar de afgelopen tien jaar bleef het
verbazend stil rond haar. Deze bundel, waarmee ze als dichter debuteert, lijkt
dan ook geenszins een tussendoortje of een intermezzo tussen twee ‘grotere’
projecten in.
Het
heeft er inderdaad alles van weg dat de auteur kwijt moest wat haar intens
raakte en dat deze gedichten daartoe de aangewezen vorm waren. Provoost
schrijft geen klassieke, typische lyrische verzen. Veel van haar teksten lijken
verhaaltjes of korte monologen in een gestolde vorm. Niet rijm, metrum of
typografische finesses spelen een centrale rol, maar de melodieuze volheid van
de frase en de creatieve kracht van beeldspraak. Zij vormen het vertrekpunt
maar ook de dynamiek van ieder gedicht, en ze voeren de lezer onweerstaanbaar
mee in de eigen wereld van de dichter.
Provoost heeft het veelal over mensen in haar onmiddellijke
omgeving: haar kinderen, haar man, haar grootmoeder zijn enkele van de
personages die hier hun opwachting maken, en niet te vergeten Anne Provoost
zelf als vrouw, als moeder, als kind, als schrijfster… Die autobiografische
laag is sterk aanwezig, maar tegelijk ontstijgen alle gedichten dat individuele
niveau door de manier waarop gezocht wordt naar een algemenere formulering.
Provoost is immers vooral geïnteresseerd in de levenskracht van mensen, de
manier waarop ze erin slagen om te gaan met hun eigen broosheid. De
geschiedenis heeft haar geleerd hoe moeizaam het voor vrouwen was om zichzelf
te zijn in vroegere tijden; enkele gedichten alluderen op de
familiegeschiedenis die ze momenteel in proza afwerkt. Vooral het
voortschrijden van de generaties vormt een belangrijk thema: elke generatie is
een schakel in een langere geschiedenis, die zowel erfelijk als cultureel
banden smeedt. In die zin is de eigen sterfelijkheid geen absoluut einde. In de
jeugd ligt de toekomst verzekerd.
Opmerkelijk is
inderdaad hoezeer de dichter bezig is met de tijd. Ook in de intieme
liefdesgedichten klinkt onophoudelijk het afscheid door, worden overlijdens
verbeeld, wordt vooruitgeblikt op het onafwendbare. Tegelijk is er echter ook
de troost van de herinneringen, die mild-ironisch vanop een zekere afstand
worden verteld: de naïeve romantiek, de grote dromen, de toekomst die nog te
verbeelden viel. Provoost is bij momenten melancholisch, maar nergens worden
deze gedichten tragisch. De levens van mensen spelen zich daarenboven ook
duidelijk maatschappelijk af: heel wat gedichten zijn voortgekomen uit mistoestanden
en problemen waarover de dichter zich zorgen maakt. In die zin zijn deze
gedichten ook sociaal relevant. Belangrijker dan die boodschap is echter het
pleidooi voor broosheid, voor aanvaarding en bovenal voor verbeelding. Deze
gedichten mogen dan soms ongestileerd en prozaïsch klinken, ze graven diep en
dwingen ons na te denken en te dromen. Het is in ieder geval verheugend opnieuw
dat authentieke menselijke engagement van Anne Provoost opnieuw te kunnen
lezen.
Anne Provoost: Krop : want er is tussen ons iets enorms aan de gang. Gedichten, Querido, Amsterdam 2022,
77p. ISBN 9789021464367.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan