Je komt het niet vaak tegen in een roman, semi-historisch
zoals deze of niet, dat al vóór het verhaal begint de bonte bende dramatis
personae wordt voorgesteld en het brede kader geschetst waarbinnen het gebeuren
zich zal ontvouwen. Noem het een handreiking aan de lezer, die het absoluut
niet moeilijk heeft met dit verhaal want het verloopt volkomen lineair. Bovendien
wordt elk van de zesentachtig (jawel) hoofdstukjes ingeleid door een
samenvattend zinnetje dat verwijst naar de inhoud ervan. In die zesentachtig
hoofdstukjes gebeurt er uiteraard heel wat, niet enkel op feitelijk vlak maar
veel meer nog in de mentale sfeer. Met name in het hoofd van de fictieve
hoofdpersoon Paco, die door de auteur gedropt wordt in het onverbeterlijk
convulsieve Mexico van zowat een eeuw geleden.
Mexico, ‘land van kunstenaars en
vrijheidsstrijders’, beleefde in de jaren 1910-‘40 (andermaal) een turbulente
episode in zijn geschiedenis. Er was het opkomend nationaal bewustzijn dat
leidde tot een volkseigen kunstbeweging (Frida Kahlo, Diego Rivera e.a.) naast
enkele fikse rebellenopstanden (Emiliano Zapata, Pancho Villa, beiden
vermoord), en anderzijds het aanstekelijk internationalisme gevoed door de
Russische revolutie van 1917. Wanneer in 1937 de voortvluchtige Russische
dissident Trotski zich settelt in het land, lopen de tegenstellingen tussen de
Trotski- en Stalin-adepten hoog op, inclusief leidend tot geweldoefeningen en
liquidaties. Het was een verdere uitloper van de ongemeen brutale
Cristero-oorlog van een decennium eerder, toen de katholieke Kerk en haar
clerus zwaar onder vuur kwamen te liggen.
In die context groeit Paco
Castelán op, door zijn klasgenoten ‘Guerrero’ genoemd vanwege het rebelse vuur
dat van jongs af aan in hem brandde, een erfenis van zijn grootvader. Zijn
jeugd brengt hij grotendeels door op de vuilnisbelten van zijn woonplaats
Coyoacán vlak bij Mexico-stad, waar hij het avontuurlijke leven deelt van een
groepje ‘escuinclas’ - ‘straathonden’- die hun naam alle eer aandoen. De eerste
levenslessen krijgt hij van zijn moeder. Je leeft in een verdeeld land, leert
ze hem, en verder: ‘Zie je ons lot? De hele Mexicaanse historie is de strijd om
aan ijzeren ketens te ontsnappen. Je grootvader deed het door te vechten en je
grootmoeder door de wetten van de natuur te begrijpen’. Aanvankelijk kiest Paco
ervoor om het pad van zijn grootmoeder te volgen - hij vat een studie
geneeskunde aan en begint muurschilderingen te maken - maar als deze wegen op
niets uitlopen haalt de grootvaderlijke optie de bovenhand. Op zijn
drieëntwintigste voelt hij zich klaar voor méér, want ‘hij was nog steeds
voorbestemd om de grootste Mexicaan te worden’. En hij begeeft zich in het
politiek wespennest van die dagen. Als aanhanger nota bene van het stalinisme.
Vanaf dat
moment worden we volop ondergedompeld in het maatschappelijk kluwen dat het
toenmalige Mexico kenmerkt. Naast de meute geëngageerde ‘muralistas’
(muurschilders) wordt ook de befaamde schilderes Frida Kahlo - weze het
zijdelings - opgevoerd, maar vooral de ernstig belaagde dissident Trotski die,
zoals men weet, uiteindelijk in Mexico aan zijn trieste einde kwam. In die
politiek historische episode wordt, zoals eerder aangestipt, de fictieve figuur
Paco door de auteur ‘gedropt’. Hij wordt een werktuig in de handen van
gewetenloze strebers die het vuile werk liefst aan anderen overlaten, een van
hun nuttige idioten zeg maar, en hij zal het geweten hebben. Niet enkel wordt
de afloop voor hem fataal, ook zijn kinderlijke droom om ‘de grootste Mexicaan’
te worden stuikt in elkaar. Achtereenvolgens had hij geprobeerd om de grootste
medicus te worden, de grootste muurschilder, de grootste politicus, ja zelfs de
grootste katholiek, maar uiteindelijk liep het allemaal fout. Het leidt hem
richting loutering.
Alhoewel. Paco geraakt niet veel verder dan moedeloosheid en twijfel. De
écht louterende woorden komen niet uit zijn mond, maar zowaar uit die van
Trotski (de enige keer dat we reflecties lezen van een andere speler dan Paco).
In de epiloog komt de Russische dissident in hoogsteigen persoon aan het woord
met overigens zinnige overwegingen omtrent het gebruik van geweld, niet enkel
dat op hemzelf maar op zovele anderen doorheen de geschiedenis. Heeft al dat
geweld enig nut gehad? Op zichzelf niét, zo luidt het, maar ‘de geschiedenis
valt onmogelijk te meten aan de liniaal van één mens’. Hier lijkt niet enkel de
Sovjet-ideoloog Trotski aan het woord maar in de marge ook de auteur zelf, die
mét Trotski en de Mexicanen piekert over de vraag hoe al dat overdadig geweld
in de Mexicaanse maar bij uitbreiding in de ganse mondiale cultuur kan
binnengeslopen zijn.
Het is erg moeilijk om een eenvormig oordeel te vellen over dit literaire
werkstuk van een Nederlandse Mexico-minnaar. Is dit al dan niet een
gestroomlijnde roman? Het is maar hoe je dit hybride verhaal bekijkt .
Enerzijds verzoekt de auteur ons om mee te gaan in het wedervaren van een
opgroeiende jongeman met eigen idealen, een eigen leef- en denkwereld, in een
karakteristieke omgeving; maar dan mag je verhopen dat daarvan een acceptabel,
zeg maar realistisch beeld wordt opgehangen. Helaas, het kost vaak moeite om
over de vele onwaarschijnlijkheden heen te kijken, zowel wat het feitelijke
gebeuren als wat de psychologie van de personages betreft . Als je iemand die
de dood nabij is in lange volzinnen theatraal de loftrompet hoort afsteken over
de roemruchte Mexicaanse voorvaderen, dan geef je toch even niet thuis. Wisselingen
van kamp en simplistische gemoedsomslagen vallen zomaar uit de lucht, de vele
pathetische scenes zijn moeilijk te pruimen. Kortom, aan het verhaal zelf
zitten aanzienlijk wat haken en ogen die de overtuigingskracht naar omlaag
halen en het leesgenot nogal afremmen.
Anderzijds is er wat ik zou
noemen ‘het nobele opzet’. Is de plot zelf nogal discutabel, dan krijgen we
door het verhaal heen, naast een hommage aan het land, zijn natuur, zijn
planten en dieren, ja zelfs zijn linguïstisch vocabularium, ook fragmentarisch
een verhelderend zicht geboden op de bewogen Mexicaanse geschiedenis, met daar
bovenop dus een reflectie over het geweld in de samenleving als geheel. Het
gros van de dialogen heeft nadrukkelijk als oogmerk dit cultuurhistorisch
pakket te ventileren. Zodat je – en dat is de positieve zijde - finaal dit boek
zou kunnen typeren als een mooi didactisch opzet, weliswaar gecamoufleerd in
een roman-outfit. De romantechnische regels moeten, in andere woorden,
onderdoen voor de nobele historisch-cultureel-filosofische bedoelingen van de
maker. Lees dus deze gedreven en vloeiend geschreven roman vanuit die
instelling, dan zal je er het meest van kunnen genieten.
Luuk Imhann: Loutering, Querido,
Amsterdam 2022, 464 p. ISBN 9789021467740. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan