Op het omslag van Wij zijn de optimisten, de debuutroman
van Jelle Dehaes, staat een deel van de foto ‘Badezimmer’ die in 1987 op de
cover van het Duitse tijdschrift Stern verscheen. Dehaes heeft het
erover in de ‘Verantwoording’ bij zijn roman, die – opvallend toch – toegeschreven wordt aan
Viktor Sagal, de vertellende ik in de roman. Dat verder in de verantwoording
ook een lijst voorkomt van bestaande kunstwerken waarnaar impliciet wordt
verwezen in de roman, kan de indruk wekken dat het personage Sagal heel dicht
op de huid van Dehaes zit. Om nog even terug te keren op het omslagbeeld: het
ging in Stern om een dode politicus, Uwe Barschel, die met zijn kleren
aan in het volgelopen bad van een hotelkamer lag. De Duitse kunstenaar Thomas
Degand maakte er een abstractie van om zo de manier te onderzoeken waarop
massamedia onze perceptie beïnvloeden. Hij stelt de idee van de fotografie als
een reproductie van de werkelijkheid in vraag. Zijn werk resulteerde in ‘een
beeld van een beeld van een beeld van de dood van Uwe Barschel’.
Als uitleiding bij de
roman kunnen deze bedenkingen alleszins tellen. Jelle Dehaes heeft de lat
bijzonder hoog gelegd voor zijn debuutroman. Voor de lezer blijft het
grotendeels gissen naar de finale bedoeling(en) die de auteur voor ogen heeft
(hebben) gestaan. ‘Het is allemaal één groot hedendaags gesamtkunstwerk’ lezen
we aan het slot van het boek. Of, zoals het de lezer misschien wel bijblijft na
lectuur, iets van alles en weinig van veel.
Nog in de ‘Verantwoording’ luidt
het bij monde van Viktor Sagal: ‘Ik kan alleen maar een verhaal vertellen. Het
verhaal van mijn vader zoals ik het mij herinner, zoals ik wil dat hij
herinnerd wordt. Misschien doe ik daarbij de werkelijkheid onrecht aan.’ In
zijn aanpak van het klassieke thema van de Vatersuche keert Dehaes zowat een
kwarteeuw terug in de geschiedenis: we maken de eeuwwende mee, nadien 9/11, de
snel veranderende tijd:
‘we moeten inspelen op de technologie, de dictatuur van het
beeld, de psychologie van de grote massa. We mogen geen schrik hebben om de
mensen te geven wat ze verlangen.’
In het licht van dit alles staat voor Viktor de vraag centraal
naar wat gebeurd is met zijn vader en hoe die definitief uit zijn leven is
verdwenen. Een sluitend antwoord op de vraag komt er niet, alleen wordt
duidelijk dat zijn vader ervoor heeft gekozen naar Zwitserland te trekken omdat
daar ‘een programma voor geassisteerde zelfmoord’ werd aangeboden. Wat hem zo
ver heeft gebracht – zo wordt althans gesuggereerd –, heeft te maken met het
feit dat het cultuurprogramma dat hij graag op de VRT had gebracht, geweigerd
werd. Dit staat haaks op wat hij als filosoof altijd voor ogen heeft gehad,
aansluitend aan de opvattingen van Heidegger:
‘Dat is wat een filosoof in de
eerste plaats behoort te doen: de mens opnieuw die verhoogde onrust schenken
waarvan we allemaal zijn vervreemd.’
Het Heidegger-citaat komt uit
een van de filosofische essays die in de roman worden opgenomen (en ter
verduidelijking, Jelle Dehaes is filosoof van opleiding) en een soort van
beknopt overzicht moeten bieden van de postmoderne filosofie die het denken van
nu mee heeft bepaald: Wittgenstein, Nietzsche, Heidegger en M. Foucault. Deze
laatste had het trouwens over ‘de nieuwe ketens’ die mensen in een wurggreep
houden en vorm krijgen in wat hij het ‘panoptisch mechanisme van toezicht’
noemt, een doorgedreven observatietechniek, ‘denk aan bewakingscamera’s en
flitspalen, maar ook aan de inrichting van aula’s en klaslokalen,
legerkazernes, ziekenhuizen en psychiatrische instellingen.’
Dehaes moet duidelijk hebben
beseft dat een dergelijke benadering van de filosofie loodzwaar blijft
doorwegen op de roman die hij voor ogen had. Vandaar zijn keuze om binnen het
geheel een misdaadverhaal vorm te geven: Viktor, die als forensisch fotograaf
aan de kost komt, wordt geconfronteerd met twee bizarre moorden waarbij op de
plaats delict een citaat van een filosoof wordt achtergelaten. Het blijft
puzzelen voor hem, zeker als hij via deze weg op het spoor van zijn vader wordt
gezet. Om de lezer zeker bij de les te houden is er tot slot het ‘verhaal’ over
Viktors fout gelopen relatie met Lise. De roep van de liefde mocht nu eenmaal
niet ontbreken.
De titel van de roman alludeert op een uitspraak van Emil Cioran: ‘Ne se
suicident que les optimistes, les optimistes qui ne peuvent plus l’ être. Les
autres, n’ayant aucune raison de vivre, pourquoi en auraient-ils de mourir?’
Jelle Dehaes focust zo op de vraag van het waarom van de zelfmoord waarmee ook
de vader van Viktor in het verhaal geworsteld moet hebben.
In zijn veelomvattend project
dat Wij zijn de optimisten is, gaat Jelle Dehaes zich te buiten aan een
soort van mentale schrijfoverdaad. Aan het slot weet zijn hoofdpersonage
Viktor: ‘Ik zal blijven schrijven om te begrijpen. Bepaalde verhalen worden
vergeten omdat ze in de schaduw staan van andere. Ik wil de volgspot bedienen
en meebepalen wat wordt gezien.’ Benieuwd wat dat oplevert bij een tweede
Dehaes-boek.
Jelle
Dehaes: Wij zijn de optimisten, Vrijdag, Antwerpen 2022, 312 p. ISBN 9789464340891.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan