Nederlands proza

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2023

Yves Petry: Overal zit mens. Een moordfantasie

door Jooris van Hulle

Waar het Yves Petry om te doen is met zijn nieuwe roman wordt meteen al in de openingszinnen duidelijk: ‘Overal zit mens. Het element mens heeft zich genesteld in elke uithoek van het ondermaanse, in elke porie van de biosfeer. We ademen mens, we eten mens, we drinken mens. Geen stukje mos, geen druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem of de eeuwige sneeuw zonder dat het miljoenen moleculen mens bevat. […] Alles is mens geworden, dat wil zeggen, alles is bezoedeld, alles is op drift.’  

Aan het woord is de bijna vijftigjarige Kasper Kind, die een teruggetrokken bestaan leidt als opzichter van het bos Mirandel, waar hij leiding geeft aan een viertal collega’s om wat er rest aan natuurlijke ruimte te vrijwaren van de totale ondergang. Veel werkzaamheden komen er niet bij kijken in de roman. Wat Petry zijn lezers aanreikt, is een vrijwel ononderbroken stroom van gedachten en overpeinzingen. Kasper heeft het zelf over zijn ‘breinwandelingen’, of, aan het slot dan van de roman, over ‘de rapsodie van redeneringen en fluisterkreten’. Mogelijks hebben Ingmar Bergman en diens Kreten en gefluister tot op zekere hoogte de auteur geïnspireerd voor zijn roman over de ‘Waldschmerz’ van zijn hoofdpersonage.
 
Eén zinnetje komt geregeld terug in de overpeinzingen van Kasper Kind: ‘Blijf branden, mijn haat’. Die haat richt zich concreet op Max De Man, met wie Kasper ooit een homoseksuele relatie had. Max liet hem na ongeveer een jaar koudweg in de steek en presteerde het dan nadien een kind te verwekken bij Eva, de tweelingzus van Kasper. Tussen Eva en Kasper is het na de dood van hun ouders  – ze waren toen achttien – nooit meer echt goed gekomen. Zij is psychologe geworden, iets wat voor de filosofisch aangelegde Kasper niet of nauwelijks bijdraagt aan het welzijn van de mensen. Haar dochter Celine staat dan weer voor de jonge(re) generatie die zoekend is en onder meer verzet aantekent tegen wat als norm in de maatschappij geldt door in kraakpanden te gaan leven.
 
In zijn breinwandelingen neemt Kasper zich voor Max te vermoorden. Vandaar de ondertitel van de roman en de duale opbouw ervan: deel één heet ‘de fantasie’, deel twee ‘de moord’. Of en wanneer en hoe de moord gepleegd wordt, laat ik hier in het midden. Yves Petry slaagt er alleszins in de spanning op te drijven en de lezer tot aan het slot van de roman mee te laten denken en voelen met de vertellende ik-figuur.
 
Wat Kasper in zijn (al of niet overspannen) brein tot het plan brengt Max uit de weg te ruimen, heeft niet zozeer te maken met de persoonlijke wrakgevoelens die hij zou kunnen koesteren omdat hij als minnaar werd afgewezen, maar veeleer met de overtuiging dat de man de belichaming is van wat Kasper ziet als het verlies van zijn identiteit:  
 
‘Tegenwoordig weeg ik almaar minder en de mensheid almaar meer. Nu is zij de grote dominante en ik de bleke hersenschim. Mijn ik, mijn diepste zelfbesef, mijn innigste betekeniservaringen, het lost allemaal op in een soep van mainstreampathos en actualiteitshysterie.’
 
Kasper vraagt zich af wie het nog aandurft uit eigen naam te spreken: in een context die bepaald wordt door onwetenschappelijke verwetenschappelijking van de tijdsgeest ‘zijn we gedegenereerd tot een ras van gebrainwashte papegaaien en gefotoshopte poseurs.’ En daarin speelt Max vol overtuiging zijn rol: geen tv-programma of hij laat er zijn stem horen als zelfverklaard expert, geen publieke ontmoeting of hij maakt er een optreden van ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Zo denkt Kasper over hem: ‘Jij bent niets dan een opportunistische opinieslijter. Een trendgevoelige praatjesmaker. Een agent, of beter gezegd, een nuttige idioot van de mondiale gelijkschakeling.’ Of er dan nood is aan ‘een opstand der individuen’ (met een allusie op De opstand der horden van José Ortega y Gasset) is de vraag die gesteld wordt zonder dat er ook direct een antwoord op volgt.
 
Twee keer introduceert Kasper het beeld van de sneeuwpanter, ‘fluwelen zwerver op ijle hoogte, stille bedwinger van de lastigste flanken’, die nu niet meer in het wild zou voorkomen. Het volstrekte isolement van dit prachtdier (lees maar eens De sneeuwpanter van Sylvain Tesson!) toont hoe Kasper zich voelt en steeds gevoeld moet hebben.
 
Overal zit mens is een rijk geschakeerde roman die meerdere betekenislagen aanboort, van de teloorgang van het individuele denken en zijn (met de nadruk hier op het ‘zijn’, want ook de antithese tussen hebben en zijn komt aan bod), tot en met de klimaatcatastrofe die steeds naderbij komt. Dat Yves Petry erin slaagt dit alles in te bedden in een verhaal waarin een moordplan voorop komt te staan, weet de nieuwsgierigheid van de lezer blijvend te prikkelen.
 
Yves Petry: Overal zit mens, Das Mag, Amsterdam 2022, 250 p. ISBN 9789493248526. Distributie De Wolken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri