De lege kasten in deze novelle krijgen hun narratieve inhoud van
een vertelster die zichzelf absoluut niet het vertellen waard vindt: ‘Ik maak
geen deel uit van dit verhaal – als je het zo kunt noemen –, ik ben een simpel
nevenpersonage van het soort dat de aftiteling niet haalt, zelfs niet de
aftiteling van andere verhalen die er een vervolg op zijn, en wel vanwege een
totaal gebrek aan dramatische roeping’. Manuela, zo heet ze, is slechts de
klankkast van haar vriendin Dora Rosário, die op een dag het verhaal van haarzelf
en haar dochter Lisa komt vertellen, om zich vrij te pleiten. Haar eigen ‘nietige
gevoelentjes’ buiten beschouwing latend, baseert de ik haar versie van de
geschiedenis op Dora’s relaas, en merkt daarbij wel op dat de werkelijkheid
vertekend kan zijn door haar fantasie, maar dat het voor de hand ligt dat het
allemaal zo gegaan zou kunnen zijn.
Deze novelle uit 1966 van de
herontdekte Portugese schrijfster Maria Judite De Carvalho (1922-1998), die
zeer populair was tijdens haar leven, wordt met de bijtende satire van Natalia
Ginzburg in verband gebracht. De personages worden met enkele pennenstreken –
De Carvalho schilderde ook – karikaturaal in beeld gebracht, zonder daarbij hun
menselijkheid te verliezen, maar diepe genegenheid voor de medemens lijkt evenwel
te ontbreken. Zoals de ik-vertelster analyseert, komt deze afstandelijke
houding overeen met het wereldbeeld van de hoofdpersoon van deze tragische
geschiedenis, die tegelijkertijd gespeend is van elke dramatiek. Op de dag dat
ze naar haar toekomt om haar vriendin uit te leggen hoe het zover heeft kunnen
komen, geldt voor Dora nog evenzeer dat ze, sinds het overlijden van haar man, zichzelf
en haar dochter Lisa tegenover de anderen, oftewel de vijand, plaatst, en
tot die anderen rekent ze ook de vertelster.
Wanneer haar man, Duarte, sterft
aan een ziekte, blijft Dora op zesendertigjarige leeftijd leeg achter, zonder
geld en zonder invulling van haar bestaan. Dit is de Dora die getypeerd wordt
als ‘Dora van het Leger des Heils’. Om in haar leven en in de opvoeding van
haar dochter te voorzien, is ze aanvankelijk afhankelijk van de aalmoezen van
oude bekenden en collega’s van haar man, die niets bezat omdat hij wars was van
ambitie en zijn hele leven met de stroom was meegedreven. Ondanks haar tien
jaar lange toewijding aan zijn nagedachtenis vergelijkt Dora hem met een ‘egoïstische
Christus’, ‘een seculiere, ongelovige Christus, uitsluitend op de wereld
gekomen om zichzelf te redden’.
Haar leven komt weer op de rails zodra ze via een vriendin een baan vindt
in een antiekzaak met de naam Matusalém, die door haar dochter wordt omgedoopt
in ‘het Museum’. Lisa, die steeds eleganter en mooier wordt en ervan droomt om
stewardess te worden, is begiftigd met een kritische, observerende geest en beschouwt
haar moeder als ‘leeftijdloos en hopeloos’. Zij daarentegen is vastbesloten
gelukkig te worden en ervan overtuigd dat je van je jeugd moet profiteren.
Er verschijnt
echter een tweede Dora op het toneel, die wordt gekenschetst als ‘Dora-de-vrouw-met-nog-een-toekomst’,
en dat heeft alles te maken met het ‘geheim’ dat schoonmoeder Ana haar onthult
in de nacht na Lisa’s zeventiende verjaardag. De nieuwe Dora gaat in op een
flirt van de succesvolle en kapitaalkrachtige Ernesto, de man die Manuela zal
gaan verlaten en die Dora een tweede jeugd verschaft en ook vrijwel
onmiddellijk weer afneemt door een ongeluk waarin ze zwaar gewond raakt. Deze
ongelukkige wending zorgt ervoor dat dochter Lisa op een andere manier
uitvliegt dan zij en haar moeder hadden gedroomd, en daarmee blijft de ‘vicieuze
cirkel’ waarmee deze vrouwen van verschillende generaties elkaar in de tang
houden in stand.
Op het eerste gezicht leest deze novelle als een feministische parabel,
of zoals vermeld op de achterflap van het boek, ‘een kraakheldere en genadeloze
aanklacht tegen een door mannen gedomineerde wereld waarin vrouwen alleen maar
een rol mogen spelen’. Maar misschien is dit verhaal ook een aanklacht tegen de
Estado
Novo van Salazar, en is de afwezigheid van enigerlei
vorm van idealisme ook daar aan te wijten? De onthechting van de personages van
elkaar en van hun leefomgeving is die van een totalitaire samenleving waarin
initiatieven niet worden gewaardeerd en iedereen elkaar wantrouwt. Het gegeven
dat de verschillende vrouwen in het verhaal ‘in God noch duivel’ geloven, en
dat het enige waar ze waarde aan hechten – met uitzondering van Dora – geld is,
kan gezien worden als een sarcastische verwijzing naar het Katholieke Portugal,
waarin het kapitalisme werd verheerlijkt in naam van de strijd tegen het
communisme.
Dit
staaltje ironische vertelkunst dat leest als een klucht, laat in de lege kasten
genoeg ruimte over om deze te vullen met nieuwe inhoud waarvan we zelf de
vertellers zijn.
Maria Judite De Carvalho: Lege kasten, De Bezige Bij, Amsterdam 2023, 142
p. ISBN 9789403181318. Vertaling van Os armários vazios door Kitty Pouwels.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan