Met
het overlijden van Gerrit Kouwenaar (1923-2014) verdween een van de
belangrijkste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw. Kouwenaar was niet
alleen een markante getuige van een aantal tumultueuze gebeurtenissen, hij was
ook en vooral de schrijver van een uniek poëtisch oeuvre, dat internationale
erkenning verwierf. Gepaard aan deze biografie zijn ook Kouwenaars Verzamelde
gedichten uitgegeven in een
monumentaal boek.
Arjen Fortuin, die eerder de biografie van uitgever Geert van Oorschot
schreef (Van Oorschot 2015), brengt ons nu een uitvoerig levensverhaal van
Gerrit Kouwenaar. Het is een hoogstaande maar tegelijk ook prettig leesbare
studie geworden, die Kouwenaar neerzet als mens maar hem ook situeert in de
ruimere tijd en een goed licht werpt op zijn ideeën, zijn ontmoetingen, zijn
eigen lectuur. Daarbij wordt ook de relatie met het werk op verhelderende wijze
uitgewerkt, iets wat in biografieën van schrijvers nogal eens ontbreekt.
Deze biografie brengt ons het vertrouwde verhaal van de
schrijver die op zoek gaat naar zijn roeping, maar ze laat vooral zien hoe dat
artistieke traject bij Gerrit Kouwenaar nauw samenhangt met de gebeurtenissen
in zijn leven. De zogenaamde ‘autonome lyriek’ of ‘dinglyriek’ van de dichter
wordt zo in een nieuw perspectief geplaatst, en tal van moeilijke beelden of
passages blijken eenvoudigweg de verwerking van realia uit zijn leven. Fortuin
gaat zo bijvoorbeeld in op de familiale geschiedenis van Kouwenaar. Hij had een
nauwe band met zijn broer en zus, en zij spelen vaak een rol bij bepaalde
gedichten of publicaties. Datzelfde geldt ook voor de vader, die net als
Kouwenaar journalist was: de oudere man krijgt bijvoorbeeld de debuutbundel van
de jonge dichter opgedragen ter gelegenheid van zijn pensionering. Het is
overigens treffend hoe Kouwenaar in zijn literaire aspiraties gesteund wordt
door zijn gezinsleden. Ook enkele vrienden met soortgelijke ambities spelen een
belangrijke rol bij de ontplooiing van zijn talent. De schooltijd daarentegen
is allesbehalve stimulerend.
Cruciaal zijn de
oorlogsjaren. In tegenstelling tot Andreus of Lucebert is Kouwenaar niet onder
de indruk van de bezetter, en hij raakt zelfs betrokken bij illegale
activiteiten (vooral dan het uitgeven van een literair tijdschrift dat aan de
controle van de Duitse overheid ontsnapt). Dat leidt tot zijn arrestatie, die
bijzonder traumatische gevolgen heeft. Kouwenaar wordt mishandeld en blijft zes
maanden opgesloten, en in zijn wanhoop verklikt hij zelfs een van zijn
vrienden; dat schuldgevoel zal hem in feite zijn leven lang blijven
achtervolgen, en het thema van de oorlog en de terreur vormt een belangrijke
laag in zijn oeuvre.
Na de oorlog engageert Kouwenaar
zich als journalist bij het communistische blad De Waarheid, en hij
schrijft essays, een roman en verhalen. Veel belangrijker zijn echter zijn
contacten met enkele schilders (onder wie Constant Nieuwenhuys) en vooral de
ontmoeting met Lucebert, die een waar schokeffect heeft. Wat volgt, is
literatuurgeschiedenis met een hoofdletter. De nauwe samenwerking van de
Cobraschilders met de dichters van de Vijftiger-groep resulteert in de
totstandkoming van de experimentele poëzie; de bijdrage van Kouwenaar als
dichter, als essayist en als bloemlezer valt daarbij niet te onderschatten. Die
ongemeen vruchtbare en belangwekkender periode wordt door Fortuin uitvoerig
beschreven vanuit het standpunt van Kouwenaar (een perspectief dat in andere
studies over de Vijftigers doorgaans is verwaarloosd).
In de daaropvolgende decennia verbrokkelt
de groep in razendsnel tempo, en ieder van de protagonisten gaat zijn eigen
weg. Kouwenaar wordt een van de belangrijkste woordvoerders van wat men de
‘taalgerichte poëzie’ is gaan noemen. Die verschuiving heeft deels te maken met
een evolutie in zijn werk, maar ook met een enigszins andere kijk op de vroege
gedichten. De dichter maakt school bij de jongere generatie, en zijn werk wordt
het onderwerp van opeenvolgende generaties academisch onderzoek (met
dissertaties van Kusters en Franssen). De poëzie van Kouwenaar wordt niet
alleen bekroond met alle belangrijke prijzen, ze wordt ook populair bij het
bredere publiek, niet het minst door de bloemlezingen die de dichter zelf
samenstelt. Een aantal van zijn gedichten behoren nog steeds tot het literaire
erfgoed. Dat proces van canonisering wordt geschetst, maar tegelijk tracht
Kouwenaar voortdurend verder te groeien in zijn werk.
Fortuin gaat terecht uitvoerig in op die laatste periode.
Tragisch genoeg brengt het overlijden van zijn vrouw (gevolgd door het
overlijden van familieleden en vrienden) het literaire oeuvre van Kouwenaar in
een soort van stroomversnelling, met haast perfect uitgepuurde verzen tot
gevolg. Daardoor eindigt deze biografie met een hoogtepunt. Het is haast symbolisch
dat het overlijden van de dichter als het ware de kroon op het werk betekent en
zijn zogenaamd ik-loze oeuvre als een monument laat voortbestaan. Deze
biografie is zeker voor aanvullingen vatbaar, maar hoe dan ook vraagt ze
terecht aandacht voor een klassiek en eigentijds dichter.
Arjen Fortuin: Men moet.
Biografie van Gerrit Kouwenaar, Querido, Amsterdam 2023, 589 p. : ill. ISBN 9789021482767.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan