Poëzie

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2021

Ted Hughes: Kraai. Uit het leven en de liederen van de kraai

door Herman Jacobs

En alles gaat naar de hel   

Een storm. Een bandjir. Een bom. Een barbaarse krijger die zich met bloederig zwaard en dagge een weg baant door de literaire salon. Een mijlpaal in de Engelse poëzie, en een pure schande dus dat die tot najaar 2020 onvertaald was gebleven. Maar dankzij de jonge Nederlandse dichter Daan Doesborgh bestaat Ted Hughes’ Crow nu eindelijk ook in het Nederlands. En hoe.
 
Zeg Ted Hughes (°1930), Engelands Poet Laureate van 1984 tot zijn dood in 1998 en een van de grootste dichters die het land ooit, en zeker in de twintigste eeuw, heeft voortgebracht, en de kans is groot dat iemand meteen over Sylvia Plath begint, de Amerikaanse dichteres met wie hij in 1956 getrouwd was maar die hem verliet (hij was haar niet trouw) enz. enz. nog voor ze in 1963 haar hoofd in de oven enz. enz. Moge ze in vrede rusten.
 
Dat Hughes’ nieuwe vriendin Assia Wevill zes jaar later op precies dezelfde manier als Plath óók een einde aan haar leven maakte, én aan dat van hun dochtertje van vier – je kunt je de gruwel daarvan gewoon niet voorstellen. Waarbij Hughes ook nog eens horden radicaal-feministische furiën over zich heen kreeg, meteen na de dood van Plath al; ongeveer tot de laatste dag van zijn leven is hij achtervolgd met beschuldigingen een gewelddadige onderdrukkende vertegenwoordiger van het patriarchaat enz. enz. te zijn die vrouwen de dood in dreef enz. enz.
 
Hughes, bij zijn derde bundel (het ook al fenomenale Wodwo, 1967) al een gevierd en meermaals bekroond dichter van (niet uitsluitend, maar met als opmerkelijkste thema) de elementaire, niet te breidelen krachten van de natuur en de wereld buiten de mens, met name ook de dierenwereld, met zijn typerende verweving van schoonheid en geweld, kwam in 1970 met een nog sterkere verzameling gedichten, nu dus eindelijk ook in het Nederlands te lezen, in een tweetalige editie: Kraai. Uit het leven en de liederen van de kraai.
 
De bundel opent met ‘Twee legendes’, en om u een idee te geven van waar het hier over gaat, wil ik die graag integraal citeren. Kan men tegelijk de kunsten van de vertaler beoordelen, die grote lof verdient (jammer van een handvol misschien nét wat minder geslaagde (God zegen de) grepen, maar die verzinken volkomen in het niet bij de zeer geslaagde totaalindruk). Black was the without eye / Black the within tongue, of liever:
 
TWEE LEGENDES
 
I
 
Zwart was het zonderoog
Zwart de binnentong
Zwart was het hart
Zwart de lever, zwart de longen
Niet in staat licht op te zuigen
Zwart het bloed in zijn luide tunnel

Zwart de darmen in oven gepropt
Zwart ook de spieren
Strevend zich het licht in te trekken
Zwart de zenuwen, zwart het brein
Met zijn visioenen in tomben
Zwart ook de ziel, het enorme gestotter
Van de kreet die, zwellend, zijn
Zon niet uit kon spreken.
 
II
 
Zwart is het hoofd van de natte otter, opgeheven.
Zwart is de steen, die in schuim plonst.
Zwart is de gal op het bed van het bloed.
 
Zwart is de aardbol, een centimeter lager,
Een ei van zwartheid
Waar zon en maan hun weerbeeld wisselen
Om een kraai uit te broeden, een zwarte regenboog
Gekromd in leegte
                        over leegte
 
Maar vliegend
 
Kraai is, onder meer, een (deels ook antichristelijke) travestie van het Bijbelse scheppingsverhaal, oneerbiedig, soms speels, soms ruw, grimmig, grijnzend. Hard. Woest en ledig is de wereld, hoewel ze dat niet is, Adam en Eva zijn er, en de slang, er zijn Olifant en Hyena’s, er zijn zon en maan en sterren, er zijn auto’s en stoomboten en politie, er zijn arend en wulp en mus, pimpelmees en goudvink, er is bloed bloed bloed… En gruwel en verscheuring en verkoling, Kraai wordt geroosterd geplet opgeblazen, ‘In den beginnen was Schreeuw / Die gewon Bloed / Die gewon Oog / Die gewon Angst / […] / Die gewon God / Die gewon Niets / Die gewon Nooit / Nooit Nooit Nooit’, geboorte werd hem zijn dood –
 
Dit is dan ook de bundel waarin Hughes zich probeerde te verstaan met alle dood en verlies in zijn leven, eerst Plath, wier zelfgekozen levenseinde hem bijna drie volle jaren het dichten zo goed als onmogelijk had gemaakt, en toen dus ook nog eens Wevill en hun dochtertje Shura, aan wier nagedachtenis Kraai is opgedragen. De gedichten zijn wat er overbleef van een nog ambitieuzer project dat Hughes oorspronkelijk voor ogen had gestaan, waarin hij, in zowel proza als poëzie, een soort volksepos over leven en dood had willen schrijven. Wel behouden bleef de insteek van zijn persoonlijke mythologie, met zowel christelijke en klassieke als Keltische en Babylonische elementen, en de bedriegersfiguur uit de mythen van de Noord-Amerikaanse Indianen en de Inuït.
 
‘Het is een heldere dag het is een donkere wereld / […] ik ging op weg om een appel te plukken / maar op de weg lag een slang’ (Gerrit Kouwenaar): zo’n beetje alles is een verschrikking in de wereld van Kraai, maar onze held zit daar niet zo mee, neemt alles voor kennisgeving aan – en overleeft alles. Dit is meeslepende poëzie, die een enkele keer wel eens ontspoort (of in ieder geval die indruk wekt) in een soort willekeurigheid die, vreemd genoeg misschien, of juist helemaal niet vreemd, aan de uitzinnige logica en de obligate, om zo te zeggen abstracte wreedheid van Tex Avery-tekenfilms doet denken, maar meestal zeer indringend en niet zelden ook wel bevreemdend is, zij het op een intrigerende manier. En met een elementaire, brute kracht, wat sowieso een waarmerk is van veel van Hughes’ poëzie. Maar hij kan het ook op bijna naïeve, kinderlijk eenvoudige wijze:
 
Appeltragedie
 
En op de zevende dag
Rustte de slang.
God kwam op hem af.
‘Ik heb een nieuw spel bedacht,’ zei hij.
 
De slang staarde verrast
Naar deze indringer.
Maar God zei: ‘Zie je deze appel?
Ik knijp erin en kijk – Cider.’
 
De slang nam een flinke slok
En krulde zich tot een vraagteken.
Adam dronk en zei: ‘Wees mijn god.’
Eva dronk en spreidde haar benen
 
Riep de loensende slang
En gaf hem de tijd van zijn leven.
God rende weg en vertelde het Adam
Die in dronken woede trachtte zich te verhangen in de boomgaard.
 
De slang probeerde het uit te leggen, schreeuwde ‘Stop’
Maar drank spleet zijn lettergreep
En Eva krijste: ‘Verkrachting! Verkrachting!’
En stampte op zijn kop.
 
Nu krijst ze steeds als de slang verschijnt
‘Daar komt hij weer! Help! O help!’
Dan slaat Adam een stoel stuk op zijn hoofd,
En zegt God: ‘Ben ik even blij’
 
En gaat alles naar de hel.
 
Ik ken dit specifieke gedicht intussen bijna veertig jaar, en télkens weer maakt het me aan het lachen. Want ja, hier en daar zit er ook humor in deze poëzie. Zwarte, uiteraard. (In het gedicht ‘Een kinderachtige streek’ vindt Kraai voor Adam en Eva het spel van het beest met de twee ruggen uit – foutje van God, die maar zat te dubben van er ontbreekt hier iets, maar er niet op kon komen wát precies. Ook dat is niet onvermakelijk.)
 
‘Zo vreselijk zo wijs geworden / Zuig je aan de schimmelende tieten van de dood,’ klinkt het in het laatste distichon van de bundel. Wat daarvan uitgaat is de troost van pessimisme, zoals Herman de Coninck dat noemde. En de troost die sowieso uitgaat van groot talent en grote kunst. Leest & verspreidt de Kraai!
 
Ted Hughes: Kraai. Uit het leven en de liederen van de kraai, De Bezige Bij, Amsterdam, 205 p. ISBN 9789403106311. Vertaling van Crow. From the Life and Songs of the Crow door Daan Doesborgh. Distributie Standaard Uitgeverij 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri