6+ - De opdracht om
een prentenboek te maken bij de tentoonstelling ‘Vlaams expressionisme’ in het
Kunstmuseum Den Haag was geknipt voor Gerda Dendooven. Niet alleen maakt ze
voluit gebruik van haar bekende knip- en plaktechniek van de bovenste plank,
maar ook mag je haar rustig beschouwen als een erfgename van dat Vlaamse
expressionisme. Het kleurrijke en ondeugende karakter van het werk van
kunstenaars als Gustave De Smet of Frits Van den Berghe uit de jaren twintig
van de vorige eeuw, typeert ook het werk van Gerda Dendooven. Net als die
Vlaamse expressionisten heeft ze een voorkeur voor volkse figuren, stelt ze die
personages nadrukkelijk centraal in haar tekeningen en geeft ze via de beperkte
decors vooral een sfeer weer. Dendoovens robuuste, archetypische personages, die
haar werk typeren, vertonen opvallende gelijkenissen met die uit schilderijen
van bovengenoemde kunstenaars of andere groten uit die periode als Constant
Permeke, Edgard Tytgat of Floris Jespers.
Gerda Dendooven vertrekt voor
haar prenten vanuit kunstwerken uit de tentoonstelling, maar interpreteert die
in haar heel eigen stijl. Vaak verbreedt of verruimt ze de compositie, wat haar
de kans geeft om personages toe te voegen, die aansluiten bij haar tekst. Haar
eerste prent bijvoorbeeld is gebaseerd op ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van
Floris Jespers. De jongen, het raam, de tafel, het bed en het speelgoed komen
terug, maar in een ietwat andere schikking. Op de tegenoverliggende bladzijde
voegt ze een vrouw toe en een meisje met een hond. Die laatste duiken trouwens
ook verder in het boek nog op. Meer nog dan op de compositie drukt Dendooven
haar stempel op het kleurengebruik en de emoties. De zwarte kat is wit geworden
en de jongen in het wit werd blauw. Allebei kregen ze een brede glimlach.
Op eenzelfde
manier varieert ze op schilderijen als ‘Herinneringen aan een zondag’ van
Edgard Tytgat, ‘De verliefden in het dorp’ van Frits Van den Berghe of ‘De
grote schietkraam’ van Gustave De Smet. Haar prent van de schietkraam is misschien
nog het duidelijkst gemodelleerd op het origineel, met de figuur met snor en
hoed tussen de stenen pijpen, de kermisdame voor het gordijn, de man die schiet
en zijn gezel en natuurlijk het paard in de kraam. Maar ook hier verplaatst
Dendooven de figuren, verandert ze de kleuren (de man tussen de pijpen is rood
en de vrouw lichtblauw) en voegt ze figuren toe, in dit geval een matroos, een
klein mannetje of kind dat aan de broekspijp van zijn schietende vader trekt en
opnieuw de hond. Het resultaat is een verrassend speelse kennismaking met het
werk van de Vlaamse expressionisten.
Als vertrekpunt voor haar tekst
nam Gerda Dendooven het beroemde gedicht ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van
Paul van Ostaijen, dat ze combineert met het al even bekende ‘Boem Paukeslag’
uit Van Ostaijens bundel Bezette stad
uit 1920. Het verhaal begint sfeervol en klankrijk:
‘Zondagochtend negen uur.
De vroege zon strooit zacht haar vuur.
Wat is het stil, geen
blaf, geen zucht.
Geen vogel fladdert in de lucht.’
Maar dan: ‘Tot plots,
boem! Een paukenslag
doorklieft de stille zomerdag.
Het
is Marc die ’s morgens de dingen groet:
dag bloem, dag clown, dag
poezensnoet.’
De
clown en de poezensnoet vervangen Van Ostaijens fiets, vaas en visserke-vis met
de pet, die verder in Dendoovens verhaal wel nog opduiken, samen met een hele
resem figuren en voorwerpen uit de schilderijen van de expressionisten. In het
eerste deel van het verhaal worden die telkens ingeleid door een ‘Dag’: ‘Dag
juffrouw in het raam’, ‘Dag boer op de kar en dag paard’, Dag matroos in de
boot’… In het tweede deel, vanaf drie uur, wanneer ‘de felle zon gloeiend vuur’
strooit, neemt Dendooven haar lezers, luisteraars en kijkers mee (in de je- en
we-vorm) naar de kermis, het circus en de danstent, tot de avond valt en alles
weer rustig wordt.
Die rust biedt Dendooven de kans om zich nog eens helemaal uit te leven.
Ze tekent een grote, Permeke-achtige boer, die zijn arm om het middel van een
vrouw legt, waarbij de tederheid expressief uitvergroot wordt in zijn te grote
hand op haar buik. Je kunt ook niet naast de figuur van het meisje kijken, met
een ondeugende (?) lach op het gezicht en een schilderkwast in de hand, én de
hond met een kwast in de bek -- Dendoovens knipoog naar de kijkers, gevolgd
door enkele mysterieuze oogjes op de finale schutbladen.
In het spoor van Van Ostaijen
kiest Dendooven voor een poëtische vorm. Ze vertelt haar verhaal in
vierregelige, ritmische strofen met gepaard rijm. Dat is een echte uitdaging
die ze met verve tot een goed einde brengt. De rijmen klinken natuurlijk, met
af en toe een verrassende, beeldrijke combinatie zoals in volgende regels:
‘Dag wolken
zacht als luchtkastelen.
Iedereen wil zich vandaag vervelen.’
Of:
‘Praten, lachen,
handen aaien
zelfs de hond wil rondjes draaien’
Het zijn klankrijke regels die
perfect de sfeer in de danstent oproepen. Ook het ritme leest doorgaans soepel,
al konden sommige regels vlotter. Een
zomerse zondag is Dendooven op haar best: kleurrijk, feestelijk, expressief
en gedurfd.
Gerda Dendooven: Een zomerse zondag, Leopold,
Amsterdam 2023, 26 p. : ill. ISBN 9789025884857.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan