Vanaf twaalf jaar

JEUGDBOEKEN NR. 5, MEI 2025

Eva Gerlach, Trui Chielens (ill.): Vlieg! Zegt de vloer

door Jan Van Coillie

12+ - Dat Eva Gerlach een heel eigen, authentieke stem laat horen binnen de poëzie voor de jeugd, bewijst ze opnieuw met haar jongste bundel. Die stem herken je meteen in motieven als angst en het verlangen te vliegen, in de intrigerende spanning tussen werkelijkheid en verbeelding én in haar parlando-stijl, waarbij ze op het eerste gezicht heel gewone, gesproken taal ont-regelt door die op te splitsen in regels met doordachte enjambementen en als het ware laat oplichten door neologismen, en combinaties en beelden.
 
Nog meer dan in haar vorige bundels voor jonge lezers (Hee meneer Eland (1998), Oog in oog in oog in oog (2001) en Het punt met mij is dat ik alles kan (2008) geeft ze in deze nieuwe bundel een indringende inkijk in de gedachten en gevoelens van een puber in relatie tot zichzelf en de anderen (ouders, stiefzus, vrienden, geliefde). Daarbij evolueert de ik van het zich leeg en niks voelen door angsten en andere duistere gevoelens heen naar een aanvaarden van zichzelf zoals ze is, waardoor ze eindelijk haar vleugels uit kan slaan.
 
Ondanks de titel ‘Leeg’ begint de eerste afdeling behoorlijk lichtvoetig met een gedicht dat lijkt op een kortfilm die de speelse, liefdevolle omgang tussen vader, moeder en dochter in beeld brengt. Een lichtvoetige en zelfs humoristische toon kleurt ook andere gedichten in de bundel. Die eerste afdeling belicht echter vooral de complexe, botsende gevoelens van de ik, tegenover haar vader die hen verliet en die ze mist, maar voor wie ze tegelijk wenst dat hij zich droevig voelt, haar moeder die ze een ‘heks’ noemt, maar die haar ook kan verwennen (wanneer ze zich schuldig voelt, wat er niet letterlijk staat maar je kan het afleiden uit het gedicht).
 
In ‘Stief’, met gedichten over stiefmoeder en -zus, knetteren de emoties nog harder, zoals in ‘Mis’, waarin de botsende laatste woorden je dwingen te graven naar wat eronder steekt:
 
‘Dus ik denk dat het anders ligt, missen  
is misschien dat je wiewat je niet  
bij je wilt, juist  
constant  
ziet.  
 
Missen is een soort dief.
Ik weet er een woord voor. Stief.’
 
De afdeling ‘Vrienden’ gaat over bijzondere vriendschappen, met een zonderlinge mevrouw (‘Ze heet Niks, net als ik’), een al even mysterieuze buurman, met wie ze wel voor het eerst in de bundel kan vliegen, angsten overwint en haar eigen gang kan gaan: ‘want levenslang // ben ik voor niks meer bang. Ik heb een vriend / die zijn eigen gang gaat. Net als ik.’ Haar stiefpa zet die levensles extra in de verf: ‘En bedenk: jij bent jij; / jij kiest wie je bent.’ Het laatste gedicht in die afdeling start vanuit een gevoel nergens bij te horen en vanuit jaloezie, maar kantelt dan in een prachtige ode aan de klik die aan de oorsprong ligt van een nieuwe vriendschap.
 
‘Bang’ focust op verschillende soorten angsten, een motief dat ook al opdook in de vorige afdelingen, van de angst van een driejarige voor de oma met ‘twee kanten’ over angst voor een operatie tot die voor een verpeste eindtoets en de overgang naar de middelbare school. De afdeling ‘Anders’ legt dan weer de nadruk op het zich anders voelen dan de rest, maar ook op het zoeken naar de ander en naar zichzelf. ‘Ik hoor nergens bij’ luidt het nog in het openingsgedicht, maar op haar ‘eiland’ hoopt ze als Robinson toch ook op haar ‘Vrijdag’. In ‘Feest’ zet ze zich af tegen haar moeder en trekt ze de kleren aan waarin zij zich goed en zichzelf voelt. In het slotvers van die afdeling redt ze iemand van haar school die uit het raam wou springen en ‘vanaf toen kon ik gewoon zijn / wie ik was en ik hoorde erbij.’ Tegelijk bewegen de laatste regels van het gedicht zich op de voor Gerlach typische wazige grens tussen werkelijkheid en verbeelding:
 
‘Echt gebeurd. En het mooiste: dat niemand
niet op school niet op straat nergens in onze bomvolle stad
ook maar iets in de gaten had.’
 
In ‘Kom!’ lijkt de ik haar Vrijdag te vinden. Ook hier laten de verschillende gedichten een beweging zien, van het ‘Niemand houdt van mij. Dat is de kern / van mijn bestaan’ tot de woorden die ze op een ochtend uitschreeuwt: ‘Kom hier, gauw! Ik moet // je zien, ik hou zo van jou!’. Ook haar stiefzus lijkt trouwens uit haar isolement ‘van glas’ te zijn gebroken. De vage grens tussen realiteit en verbeelding uit de gedichten vat Trui Schielens mooi in haar illustratie die de afdeling inleidt: een meisje lijkt te zweven tussen vogels, met de ogen dicht en wapperende haren, in een jurk, bedrukt met twijgen en rode bloemen.
 
Dit alles mondt uit in een afdeling met de veelzeggende titel ‘Kracht’. In drie ijzersterke, bijzonder lichamelijke gedichten duikt de ik op uit het diepe, vindt ze haar eigen kracht, zodat ze haar vleugels uit kan slaan. ‘Weet niet hoe maar het diepe werd grond / en het zwarte werd licht en het groene liet los en ik slierde / naar ons huisje […]’ (‘Prachtdag’). ‘Ik vlieg op de nacht met mijn gloednieuwe lijf naar de maan / en terug in een tel en ik spring in en uit / mijn vel en het rekt maar het past / perfect want ik ben het, ik ben / ik, ik sta op als ik niet meer wil slapen voortaan // WANT IK BEN NU HIER EN DAAR OVERAL LEVENSLANG HOOR JE / ME, NACHT? VOOR DE DOOIE DOOD NIET MEER BANG!!! (‘Vannacht’) Ook deze afdeling opent met een magische illustratie met vier meisjes in uitdijende cirkels, met elkaar verbonden door een rood lint.
 
De laatste afdeling bevat maar een gedicht, dat daardoor extra beladen wordt. He is het kortste gedicht en komt ook daardoor binnen als een steekvlam die de kern van de bundel nog eens doet oplaaien:
 
‘Soms ben je echter. Licht hoofd,  
bliksemlijf, arendsogen.
 
Vlieg! Zegt de vloer en voor je  
kijken kunt ben je  
 
gevlogen.’
 
Vlieg! Zegt de vloer is indrukwekkende poëzie die grenzen wegveegt, tussen werkelijkheid en verbeelding, tussen wat er is en wat je ervaart én tussen poëzie voor jonge en volwassen lezers. Dat doet Eva Gerlach in een hoogst oorspronkelijke, indrukwekkende taal en, om het met de woorden van Dirk De Geest te zeggen, in een ‘perfecte balans tussen verbale precisie en suggestieve verbeelding’ (Hier)
 
Eva Gerlach, Trui Chielens: Vlieg! Zegt de vloer, Querido, Amsterdam 2025, 67 p. : ill. ISBN 9789045131115. Distributie L&M Books



deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 5, MEI 2025

Alle fonteinen

Vincent Van Meenen

De elementen

Tom Van de Voorde

De vrouw in de kelder

Emy Koopman, Moniek van de Pas

Het goede kwaad

Samanta Schweblin

ReinAard

Tom Lanoye

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 5, MEI 2025

Beer

Natalia Shaloshvili

De kattengeest

Joost Oosterwijk

Drie stenen

Olivier Tallec

Ik weet niet meer hoe ik slapen moet

Bruno Zocca

Lamelos

Gideon Samson, Milja Praagman (ill.)

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri