Termen als ‘leeftijdloos’, ‘cross-over’ en
‘young adult’ worden vaak genoemd als argument voor de emancipatie van de
jeugdliteratuur, zowel door critici als uitgevers. Maar waar de eersten
daadwerkelijk strijden voor een gelijkwaardige positie van het jeugdliteraire
segment ten opzichte van de volwassenenliteratuur, daar geven de tweeden een
eigen, commerciële invulling aan deze begrippen. In dit tweeluik neem ik
achtereenvolgens de marketing van cross-over en young adult-literatuur onder de
loep, en wil ik laten zien dat uitgeverijen hiermee de volwassenwording van de
jeugdliteratuur als geheel juist bemoeilijken.
‘We
love great literature. We are excited by writing that changes the reader, and
ultimately – even if it is in a very small way – the world. We love writing
that is full of ideas, but that is also playful, funny and affecting. You won’t
write mass-market thrillers or children’s fiction on our programmes. […]’
Deze tekst op de website van de opleiding Creative
Writing aan de universiteit van Kent veroorzaakte eind 2013 een storm van
kritiek, omdat hij zou impliceren dat kinderboeken per definitie geen Grote
Literatuur zijn. Het vuurtje, dat werd aangewakkerd via Twitterposts van
auteurs als S.F. Said, Patrick Ness en Meg Rosoff, doofde binnen een paar
dagen, maar voor wie zich professioneel bezighoudt met jeugdliteratuur zijn
dergelijke opmerkingen een terugkerend fenomeen. Tijdens mijn studie Kunst en
Literatuur aan de Universiteit Leiden reageerden studenten en docenten soms
neerbuigend of zelfs honend op presentaties over prentenboeken of jeugdromans.
Ook privé heb ik vaak het gevoel mijn vakgebied te moeten verdedigen, vooral
tegenover vrienden die niet thuis zijn in de literatuur. Die weigeren om
Michael Morpurgo’s Warhorse te lezen,
want ‘dat is een kinderboek’. Die kunnen niet geloven dat ik J.D. Salingers De vanger in het koren een jongerenroman
noem, want ‘young adult, dat is toch Twilight
en zo?’ Die bestempelen De rode boom
van Shaun Tan als ‘graphic novel’ en vragen me of ik die fantastische nieuwe
schrijver al ken, ‘John Green, met zijn ‘debuutroman’ Een weeffout in onze sterren’.
Ik kan het mijn
vrienden en studiegenoten niet kwalijk nemen, zij hebben zich immers niet
gespecialiseerd in jeugdliteratuur. Bovendien hebben ze geen kinderen en ligt
hun eigen jeugd al een tijdje achter hen, dus van het hedendaagse aanbod
krijgen ze slechts mee wat de hoofdlijnen van het nieuws haalt. En dat zijn
dikwijls de Harry’s, de Bella’s en de Katnissen — gehypte best­sellerseries die
vaak gemarket worden als cross-over of young adult-literatuur. Plus enkele
bijzonder kwalitatieve jeugdboeken die, in tijden van grensvervaging, bewust
gepromoot worden als ‘leeftijdloze literatuur’. En daar wringt de schoen. Want
als een goed jeugdboek genietbaar is voor jong en oud, waarom verschijnt het
naast de uitgave als jeugdliteratuur dan toch nog eens apart in een
volwassenenfonds, met aangepaste cover?
Een volwassen marketing
Anno
2014 zijn er al flinke stappen gezet wat betreft de emancipatie van de jeugd-
en jongerenliteratuur. Binnen het onderwijs en de literatuurkritiek wordt het
kinderboek allang niet meer gezien als iets puur didactisch, maar vooral als
iets esthetisch. In de tweede helft van de twintigste eeuw verschenen er al
jeugdliteratuurbijlagen in kranten en tijdschriften, werden er literaire
prijzen uitgereikt en was er academische aandacht voor het onderwerp in de vorm
van cursussen, vaktijdschriften en enkele leerstoelen. Inmiddels is het aanbod
aan prijzen, tijdschriften en websites flink uitgebreid, zijn er speciale
opleidingen jeugdliteratuur en staan er zelfs een aantal literaire
adolescentenromans op leeslijsten van middelbare scholen.
Sinds de
massahype rond ‘Harry Potter’ vinden ook steeds meer volwassen lezers hun weg
naar de jeugdliteratuur — maar níet naar de kinderboekenafdeling, want
uitgevers zagen hun kans schoon voor een listig marketingtrucje: het gebruik
van verschillende covers voor kinderen en volwassenen. Deze tactiek op zich is niet
nieuw, ze wordt bijvoorbeeld al jaren toegepast bij kinderboeken die een plekje
in de canon verworven hebben. Klassiekers als Alice in Wonderland, Het
jungleboek en De avonturen van Tom
Sawyer/Huckleberry Finn vind je in alle soorten en maten, van sobere
Penguin-edities over flauwe Disney-aftreksels tot rijk geïllustreerde
collector’s items.
Hetzelfde geldt voor de ‘Harry Potter’-boeken,
inmiddels hard op weg om ook klassiekers te worden — al was het maar omwille
van de immense populariteit. Toen bleek dat de serie niet alleen in de smaak
viel bij kinderen, maar ook bij hun ouders en dier kennissenkring verschenen er
al gauw speciale volwassenenedities. En nu de laatste verfilming is verschenen
en de aandacht verslapt, kondigt Bloomsbury voor volgend jaar een heruitgave
aan met illustraties van Jim Kay, die eerder lovende kritieken ontving voor
zijn prenten bij Zeven minuten na middernacht van Patrick Ness, een boek dat
eveneens een dubbel publiek aanspreekt.
Tegenwoordig worden
zogenaamde cross-overboeken soms van meet af aan al diverse jasjes aangemeten,
bijvoorbeeld in het geval van Mark Haddons Het
wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht of R.J. Palacio’s Wonder, of kiest men voor een sec
omslagontwerp waarmee wordt ingespeeld op oudere tieners én een mogelijk
volwassen lezerspubliek (denk aan de sterrenhemel op de Nederlandse editie van Een weeffout in onze sterren of de
blauwgestreepte cover van John Boynes De
jongen in de gestreepte pyjama).
Het lijkt erop dat die aparte
volwassenenedities en kleurloze universele covers deze romans een zeker sérieux
moeten geven, maar persoonlijk vind ik het jammer dat dit ten koste gaat van
mogelijke illustraties. Een alternatieve cover versterkt mijns inziens het idee
dat een jeugdboek lezen als volwassene iets is om je voor te schamen, en een
basic editie van een oorspronkelijk geïllustreerde roman (zoals Alice in Wonderland, of recentelijk Zeven minuten na middernacht) draagt dan
weer bij aan het vooroordeel dat ‘boeken met plaatjes’ alleen voor kinderen bedoeld
zijn. En dat terwijl er genoeg talentvolle illustratoren zijn wiens werk
eveneens een dubbele doelgroep aanspreekt, en daarom bijzonder goed werkt in
dit soort romans: Carll Cneut bijvoorbeeld, die het omslag ontwierp voor
Kristien Dieltiens Kelderkind, of de
hierboven genoemde Jim Kay.
Niettemin is het heel begrijpelijk dat
uitgeverijen voor deze werkwijze kiezen, zeker in crisistijden. De optie van de
verschillende edities stelt hen immers in staat om een succesvol product verder
uit te melken en tegelijkertijd in te spelen op de wensen van verschillende
doelgroepen — mét een bijpassend prijskaartje, want voor een volwassenen- of
verzameleditie kun je gerust ietsje meer vragen dan voor een doorsnee
jeugdboek. En ook vanuit emancipatoir oogpunt valt er iets voor te zeggen, want
is het niet juist een goede zaak dat deze kwalitatieve boeken, genietbaar voor
jong en oud, zo ook onder de aandacht van volwassenen komen?
Over emancipatie
Wat
mij stoort, is de manier waarop deze kwalitatieve jeugdboeken gepromoot worden
voor een volwassen doelgroep: als ‘leeftijdloze literatuur’, ‘een boek voor
jong en oud’, ‘een kinderboek dat ook de harten van volwassenen zal stelen’…
Logisch, denkt de jeugdliteratuurkenner, élk literair kinderboek heeft iets te
bieden voor volwassenen. Vanuit onze optiek betekent ‘literatuur zonder
leeftijd’ iets fundamenteel anders, namelijk: het is de literatuur zélf die
leeftijdloos is, in plaats van een handjevol uitzonderlijk knappe kinderboeken.
Op literatuur kun je geen leeftijd plakken; een jeugdboek weegt net even veel –
of even weinig — als een boek voor volwassenen. De versjes van Annie M.G.
Schmidt of Joke van Leeuwen toveren ook een glimlach op het gezicht van de
volwassen lezer, die ze (her)bekijkt vanuit zijn eigen levenservaring en zo
wellicht dingen oppikt die ontsnappen aan de kinderblik. Want net als de
volwassenenliteratuur is ook een literair kinderboek gelaagd en komen de
betekenis en rijkdom in meerdere leesbeurten tot hun recht. Het moraliserende,
didactische aspect dat vroeger met jeugdliteratuur geassocieerd werd, is in
hedendaagse kinderboeken naar de achtergrond verdwenen. Een literair kinderboek
legt geen denkwijze op, maar geeft te denken. Daardoor blijven deze verhalen
ook interessant voor oudere lezers. Ze groeien met hen mee: naarmate een lezer
meer leeservaring opdoet, zal hij de verschillende betekenislagen in het
verhaal oppikken. De ‘Narnia’-boeken van C.S. Lewis zijn daar een goed
voorbeeld van. Toen ik deze voor het eerst las op de basisschool, was ik vooral
geboeid door de sprookjesfiguren en pratende dieren. Geprikkeld door de
filmversie begon ik meer dan tien jaar later als student Engels opnieuw in Het betoverde land achter de kleerkast,
en met de King James Bible nog vers in het geheugen ontdekte ik dat het
fantasyverhaal ook kan worden gelezen als een christelijke allegorie. <br
/> Omdat het inherent is aan literatuur, lijkt het mij nogal overbodig om
het leeftijdloze karakter van een literair jeugdboek nog extra te benadrukken
in een recensie. Hiermee helpen we enkel uitgeverijen aan reclameteksten voor
de volwasseneneditie, die moeten bijdragen aan de geloofwaardigheid van de
uitgave in een volwassenenfonds. Met het gevaar dat de term ‘leeftijdloos’ voor
het grote publiek een soort kwaliteitskeurmerk wordt. Want waar er binnen het
volwassenensegment een duidelijk onderscheid bestaat tussen literatuur en
lectuur, óók voor de leek, daar worden kinderboeken door die leek vaak op één
hoop gegooid en unaniem afgedaan als niet-literair. In zo’n geval kleeft er met
het predicaat ‘leeftijdloos’ op de cover ook een impliciet waardeoordeel aan de
roman, alsof jeugdliteratuur an sich een minderwaardig segment is en dit
specifieke boek dat ondermaatse niveau ontstijgt.
Kunnen we in zo’n
geval nog wel spreken van emancipatie? Toegegeven, er belanden een hoop
kwalitatieve jeugdboeken in de volwassenenrekken, maar een gelijke plaats in
fysieke zin is niet hetzelfde als een gelijkwaardige positie. Om het even heel
ver door te trekken en te vergelijken met de emancipatie van achtergestelde
bevolkingsgroepen: zouden we spreken van emancipatie als een paar vrouwen in
mannenkostuum naar de stembus hadden gemogen? De volwassenwording van de
jeugdliteratuur bestaat niet uit het overhevelen van een selectie aan
kwalitatieve boeken naar een zogenaamd hoogwaardiger segment, maar uit
erkenning voor het segment zélf als gelijkwaardige tegenhanger van de
volwassenenmarkt, met literatuur en lectuur, goede en slechte boeken.
Eenrichtingsverkeer
Verder valt op dat het etiket ‘leeftijdloos’ voorbehouden wordt voor
jeugdboeken en nooit op romans voor volwassenen staat. Dat het grensverkeer
vandaag vooral plaatsvindt vanuit de jeugdliteratuur naar de
volwassenenliteratuur en niet of nauwelijks andersom. Hier is natuurlijk een
vrij logische verklaring voor, namelijk de toegankelijkheid. Een boek heeft wel
een ondergrens, maar geen bovengrens: terwijl elk kinderboek ook prima kan
worden gelezen door volwassenen, geldt dit niet andersom. De meeste tieners zal
je geen plezier doen met Het geluid en de
drift van William Faulkner, en hoewel onlangs nog bleek dat James Joyce ook
heel aardige kinderverhalen schrijft, zijn Finnegans
Wake en Ulysses toch echt te hoog
gegrepen voor een jong publiek. Maar als we even uitgaan van tieners in de
bovenbouw van de middelbare school, hoe zit dat dan met Joyces Een portret van de kunstenaar als jongeman?
De vanger in het koren (J.D
Salinger), Bonjour tristesse
(Françoise Sagan) of On the road
(Jack Kerouac)? Deze en soortgelijke publicaties zijn al een stuk toegankelijker.
Bovendien, is dat niet precies wat we onze tieners wíllen aanbevelen? De
leeslijsten voor middelbare scholen en de nominatielijsten van de Diorapthe
Jongerenliteratuurprijs bevatten immers overwegend romans die oorspronkelijk
zijn uitgegeven in een volwassenenfonds, als tegemoetkoming aan jonge lezers
bij de overstap richting volwassenenliteratuur. Opvallend genoeg beklagen ook
uitgevers, boekhandelaars en bibliotheken zich erover dat een grote groep
lezers afhaakt vanaf hun vijftiende (tijdens de workshops op het vijfde
werkcongres van de Vlaamse Auteursvereniging (Antwerpen, 03.01.2014) werd hier
meermaals een opmerking over gemaakt). Toch zal men dergelijke literaire
volwassenenromans niet snel verplaatsen naar de young adult-kast, laat staan dat
ze er een etiket ‘ook geschikt voor tieners’ op zullen plakken. Uitgevers doen
dan wel alle mogelijke moeite om hun ‘young adult’-fonds zo volwassen mogelijk
te presenteren, maar blijkbaar kleeft er ook aan de adolescentenroman nog
altijd een stigma. In het volgende nummer van De Leeswelp zal ik hier dieper op
ingaan.
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2014
deze pagina printen of opslaan